TH2: Woordenschat proeftoets

Proeftoets woordenschat 
H1 tot H5
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Proeftoets woordenschat 
H1 tot H5

Slide 1 - Slide

1. Wat betekenen de woorden in de linker rij? Maak de juiste combinaties.
actief
huidige
regio
bedoeling
bezig
tegenwoordig
nauwkeurig aangeven
plaats waar iemand of iets zich bevindt
streek

Slide 2 - Drag question

2. Welke zin is letterlijk bedoeld?
A
De docent legde iets uit over het lijdend voorwerp, maar ik kon er geen touw aan vastknopen.
B
Toen Maartje keelontsteking had, vroeg de huisarts: ‘Laat me het achterste van je tong zien.’
C
Luca kan bij de meeste mensen wel een potje breken, want hij is erg aardig.

Slide 3 - Quiz

3. Welke zin is figuurlijk bedoeld?
A
Donna zat in de put, omdat haar nieuwe fiets was gestolen.
B
Ik probeerde in het zadel te komen, maar ik werd door de stalknecht over het paard getild.
C
Björn is vorige week 14 jaar geworden, dus voorlopig is hij nog niet jarig.

Slide 4 - Quiz

4. Bij welk woord zoek je de figuurlijke betekenis van deze uitdrukkingen/spreekwoorden?
- de beste stuurlui staan aan wal

Slide 5 - Open question

5. Bij welk woord zoek je de figuurlijke betekenis van deze uitdrukkingen/spreekwoorden?
- de appel valt niet ver van de boom

Slide 6 - Open question

6. Welke uitdrukking past het best bij de zin?
Een ontslagen werknemer vindt de bestuursleden oplichters en vertelt het hele verhaal aan een journalist.

A
buiten zichzelf van woede zijn
B
daarmee is de kous af
C
de vuile was buiten hangen

Slide 7 - Quiz

7. Welke uitdrukking past het best bij de zin?
De zanger heeft in een interview per ongeluk verteld wie het gastoptreden tijdens zijn concertreeks zal verzorgen.

A
de bloemetjes buiten zetten
B
goed beslagen ten ijs komen
C
zijn mond voorbij praten

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Lees tekst 1.
8. Wat betekent ‘dat is de hamvraag’?

Slide 10 - Open question

Lees tekst 1.
9. Is de hamvraag tijdens de quiz Mastklimmen letterlijk of figuurlijk bedoeld? Leg je antwoord uit.

Slide 11 - Open question

10. Wat betekenen de woorden in de linker rij? Maak de juiste combinaties.
aanprijzen
gebruikelijke
verschrompelen
aanbevelen
gewone
in elk geval
kleiner en rimpeliger worden
kleiner worden
overdreven aandacht

Slide 12 - Drag question

11. Wat is de overeenkomst tussen de woorden ‘non-verbaal’ en ‘ongezond’ gelet op de betekenis?

Slide 13 - Open question

Vul een passend voorvoegsel in.
12. Eindhoven was gastheer van de […wedstrijd] tussen Nederland-Spanje.


Slide 14 - Open question

Vul een passend voorvoegsel in.
13. De […-man] van onze buurvrouw zit voor zijn werk veel in het buitenland.


Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide


Lees tekst 2.
14. Welk synoniem voor ‘zuilen’ staat in de tekst?



Slide 17 - Open question


Lees tekst 2.
15. Wat betekent het onderstreepte woord ‘permanent’?



Slide 18 - Open question


Lees tekst 2.
16. Wat betekent ‘onduidelijk’ in de laatste zin?



Slide 19 - Open question

Lees tekst 2.
17. Welke uitdrukking is van toepassing op de vrouw?
A
de smaak te pakken hebben
B
onder de blote hemel
C
nog niet jarig zijn

Slide 20 - Quiz

18. Wat betekenen de woorden in de linker rij? Maak de juiste combinaties.
bijzondere
diverse
passeren
ongewone
heel mooi vinden
sierlijke
op hetzelfde ogenblik
verschillende
voorbijgaan

Slide 21 - Drag question

19. Welk woord heeft een achtervoegsel?
A
achteruit
B
grijsaard
C
klokhuis
D
verdelen

Slide 22 - Quiz

20. Welk woord herken je in ‘atletisch’?

Slide 23 - Open question

Noteer de juiste vorm van het woord.
21. vormen
De […] van echte sneeuwvlokken begint ongeveer bij zes graden onder nul.

Slide 24 - Open question

Noteer de juiste vorm van het woord.
22. produceren

De […] van pepernoten gaat het hele jaar door.

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide

Lees tekst 3.
23. Noteer de betekenis van ‘zichtbaar’ (al. 1).

Slide 27 - Open question

Lees tekst 3.
24. Noteer drie woorden met een achtervoegsel uit alinea 2.

Slide 28 - Open question

Lees tekst 3.
25. Geef een tegenstelling voor ‘verwachtingsvol’ (al. 3).

Slide 29 - Open question