What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
oefentoets lezen en woordenschat
oefenen lezen en woordenschat
h1 en h2
1 / 32
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
This lesson contains
32 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
oefenen lezen en woordenschat
h1 en h2
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
pak je laptop en log in bij lesson up
tas staat op de grond en telefoon in de tas
oefenen met woordbetekenissen
oefenen met figuurlijk taalgebruik
Slide 2 - Slide
Theorie: ''Woordbetekenis 1''
Wat doe jij als je een woord in de tekst ziet staan, waarvan jij de betekenis niet weet?
Slide 3 - Slide
Theorie: ''Woordbetekenis 1''
(Blz. 24)
Ik zoek een synoniem in de tekst:
Woord dat ongeveer hetzelfde betekent. (Café - kroeg) (Lachen - Vrolijk)
Ik zoek de betekenis in de tekst:
Soms staat de betekenis verderop in de tekst of is hij al eerder genoemd.
Slide 4 - Slide
Theorie: ''Woordbetekenis 1''
(Blz. 24)
Ik zoek naar een voorbeeld in de tekst:
Soms staat er een voorbeeld genoemd in de tekst. (Ondiep - Meertje)
Ik zoek in de tekst naar een tegenstelling:
Soms staat het tegenovergestelde van jouw woord in de tekst. (Gezamenlijk - alleen)
Slide 5 - Slide
Theorie: ''Woordbetekenis 1''
(Blz. 24)
Ik hak het woord in stukjes en zoek een bekend woorddeel:
(Ongemakkelijk = (on betekent niet + gemakkelijk betekent dat iets makkelijk is = niet gemakkelijk)
Slide 6 - Slide
adviseren
Als je dat wilt
Wat betekenen de woorden in de linker rij? Sleep de juiste antwoorden er naartoe.
moeten
zeker weten
zo goed of fijn als je maar kunt wensen
1. Dienen
2. Indien gewenst
Slide 7 - Drag question
Noteer een synoniem voor de onderstreepte woorden.
Niet geld, maar tijd maakt gelukkig. Je kunt dus beter je heg door een
hovenier
laten snoeien, dan een nieuwe geluidsinstallatie kopen.
Slide 8 - Open question
Noteer een synoniem woord het onderstreepte woord.
Het weer tijdens onze vakantie was echt
perfect
; niet te warm en niet te koud.
Slide 9 - Open question
Noteer de betekenis van de onderstreepte woorden.
afgetrapt en etappes
Slide 10 - Open question
Lees tekst 2.
Welke betekenis van ‘bommetje’ wordt in de titel bedoeld?
A
grote hoeveelheid
B
sprong in het water
C
wapen dat kan ontploffen
Slide 11 - Quiz
Wat betekenen de woorden in de linker rij? Maak de juiste combinaties.
grove vergissing, flater, blunder
in gebruik nemen
plotseling verschijnen
verbazingwekkend
In omloop brengen
miskleun
Slide 12 - Drag question
Wat betekent het onderstreepte woord ‘concept’?
Slide 13 - Open question
HS 2 Woordenschat
Figuurlijk taalgebruik
Slide 14 - Slide
Uitleg: letterlijk - figuurlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik
- je zegt/schrijft precies wat je bedoelt
vb. Ik ben verliefd
Figuurlijk taalgebruik
- je zegt/schrijft iets wat je niet letterlijk bedoelt
vb. Ik heb vlinders in de buik
Slide 15 - Slide
Figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen.
Slide 16 - Slide
Figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen.
Slide 17 - Slide
Quiz
Weet jij het onderscheid te maken tussen letterlijk en figuurlijk?
Let op! Sommige vragen gaan op tijd.
Slide 18 - Slide
Met figuurlijk taalgebruik bedoel je precies wat er staat.
A
waar
B
niet waar
Slide 19 - Quiz
Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven
Slide 20 - Quiz
Hij vat de koe bij de hoorns.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 21 - Quiz
De tandarts zei dat ik goed had gepoetst.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 22 - Quiz
Wat een hondeweer!
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 23 - Quiz
Ik heb een wond aan mijn hoofd.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 24 - Quiz
Hij staat met z'n mond vol tanden
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 25 - Quiz
Je kunt me de boom in!
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 26 - Quiz
De aap klimt in de boom.
A
Figuurlijk
B
Letterlijk
Slide 27 - Quiz
De meester struikelde over zijn veter.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 28 - Quiz
Onder de boom lag een dode mus.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 29 - Quiz
Ik heb vanmorgen op het station twee uur in de kou gestaan.
A
Figuurlijk
B
Letterlijk
Slide 30 - Quiz
Letterlijk iets bedoelen =
A
Iets wat je als grap zegt
B
Is iets wat je precies bedoeld.
C
Iets wat je niet meent
D
Als je liegt
Slide 31 - Quiz
Aan de slag
Maak oefening 3 bladzijde 26
oefening 7 bladzijde 55
Slide 32 - Slide
More lessons like this
Woordenschat H2: figuurlijk taalgebruik
October 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 2
Over taal blok 1 mavo 1 Op niveau
February 2023
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1
keuzeles 1/2Mavo Woordenschat
April 2022
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1
7.3 Letterlijk/figuurlijk Op niveau
March 2023
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1
woordenschat toetsvoorbereiding
December 2021
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Woordbetekenis en beeldspraak
December 2023
- Lesson with
23 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2
Over taal blok 1 thavo1 Op niveau
February 2024
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1
HS 2 Woordenschat; figuurlijk taalgebruik nieuw
September 2022
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2