Thema 7 Bloemen, vruchten & zaden

1 / 38
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

BS 1 & 2
 Delen van een bloem zijn: 
– bloemkroon met kroonbladeren
– bloemkelk met kelkbladeren
– meeldraden
– stamper
– bloemsteel
BLOEM: Delen en functies van een bloem
KELKBLADEREN zijn groen
KROONBLADEREN - kunnen alle kleuren hebben

Slide 2 - Slide

Kroonbladeren & Kelkbladeren



Kroonbladeren
- Fel van kleur: insecten lokken
- Insecten kunnen bloemen bestuiven.


Kelkbladeren
- Groen van kleur
- Beschermen de bloemknop tegen 
  kou en uitdrogen.
De functie van bloemen is voortplanten

Slide 3 - Slide

Meeldraden
- MANNELIJK VOORPLANTINGSORGAAN
- Maakt stuifmeelkorrels (♂) in de helmknop
- De helmknop bestaat uit helmhokjes
- Helmhokjes springen open

Slide 4 - Slide

Stamper
- VROUWELIJKE       
  VOORTPLANTINGSORGAAN

- In het vruchtbeginsel zitten 1 
  of meerdere zaadbeginsels

- Elk zaadbeginsel heeft 1 eicel 
  die kan worden 
  bevrucht door stuifmeelkorrel.

Slide 5 - Slide

NECTAR
Nectar = een zoete sap

Functie = aantrekken van insecten

Bijen maken honing van nectar

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide

Bs 3 & 2
BESTUIVING & BEVRUCHTING

Slide 9 - Slide

Bestuiving: 
stuifmeel komt op de stempel van een bloem. 
– Het stuifmeel moet van een bloem van dezelfde soort komen. 
– Voorbeeld: stuifmeel van een roos komt op de stempel van een roos. 

BS3: Bestuiving
BS4: Bevruchting
Bestuiving

Slide 10 - Slide

Stuifmeel kan door insecten of door de wind worden overgebracht. 
Bestuiving: het overbrengen van het stuifmeel uit de meeldraad naar de stempel van de stamper
Bevruchting: spermacel uit stuifmeelkorrel versmelt met eicel (zaad)

Slide 11 - Slide

Bestuiven bij insectenbloemmen; bekijk het filmpje

Slide 12 - Slide

Bestuiving bij windbloemen

Slide 13 - Slide


De wind blaast de
stuifmeel weg 
De stuifmeel is licht en glad
(zweeft daardoor gemakkelijk) 
Veel stuifmeel gemaakt
door windbloemen 
Bestuiving bij windbloemen

Meeldraden en stamper hangen buiten de bloem

Slide 14 - Slide

Bestuiving

Slide 15 - Slide


Fase 1: De stuifmeel plakt op de
stempel van de stamper 

Fase 2: De stuifmeelkorrel vormt een
stuifmeelbuis 
          (deze bevat een kern) 

Fase 3: de stuifmeelbuis bereikt
een zaadbeginsel 

Na bestuiving volgt bevruchting!

Slide 16 - Slide


Fase 4: De kern van de
stuifmeelbuis versmelt met die 
          van de eicel. Er ontstaat een bevruchte eicel. 

Fase 5: Bevruchte eicel en zaadbeginsel begint te groeien, 
          er ontstaat een kiem.

Fase 6: De kiem wordt een zaad. 
          Elke
bevruchte eicel kan een zaad worden 


Bevruchting

Slide 17 - Slide


Fase 7: De kroonbladeren van de bloem vallen af. 
          De kelkbladeren en meeldraden verschrompelen

Fase 8: Het vruchtbeginsel wordt
groter en dikker                      vrucht 


Bevruchting

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Link

Bs 5
VRUCHTEN & ZADEN

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Na de bevruchting veranderen vruchtbeginsels en zaadbeginsels van een bloem. 

Slide 23 - Slide

Uit het vruchtbeginsel ontstaat een vrucht.
   – Peulen, appels, peren, kersen en tomaten zijn voorbeelden van vruchten. 

Slide 24 - Slide

Uit het zaadbeginsel ontstaat een zaad. 
– Pitten en bonen zijn zaden. 
– Zaden hebben aan de buitenkant een zaadhuid. 
– Aan de binnenkant zit een kiem. 

Slide 25 - Slide

Na de bevruchting: 
– wordt het vruchtbeginsel groter en groeit het uit tot een vrucht; 
– vallen de kroonbladeren en meeldraden af; 
– blijft van de bloemkelk en de stijl vaak nog een restje over.

Sperzieboonplanten, 
tuinbonen en 
peultjes 
krijgen langwerpige vruchten. 


Deze vruchten heten peulvruchten of peulen.  

Slide 26 - Slide

Een vrucht kan één zaad of meerdere zaden bevatten.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Bs 
EETBARE VRUCHTEN EN ZADEN

Slide 29 - Slide

Mensen en dieren eten vruchten
– Voorbeelden: appels, bananen en sperziebonen 
BANANEN
SPERZIEBONEN
APPELS

Slide 30 - Slide

Mensen en dieren eten zaden. 
– Voorbeelden: bruine bonen, tarwe en pinda’s. 
– In zaden zit reservevoedsel voor het kiemplantje.

BRUINE BONEN
TARWEKORRELS
PINDA'S

Slide 31 - Slide

Bs 7
VERSPREIDING VAN VRUCHTEN & ZADEN

Slide 32 - Slide

 Zaadverspreiding: zaden vallen ver weg van de ouderplant. 
– Door zaadverspreiding komen zaden overal terecht. 
– Door zaadverspreiding hebben kiemplantjes ruimte om te groeien.

Slide 33 - Slide

Drie manieren van zaadverspreiding: 

This video is no longer available
Welke video was dit?
 – door dieren     
– door de plant zelf
– door de wind                                  

Slide 34 - Slide

Verspreiding door de wind. 
– De wind neemt de vruchten mee. 
– Vruchten hebben hulpmiddelen om te blijven zweven. Bijvoorbeeld: een pluis of een vleugel. 
                – De vruchten van een paardenbloem hebben een pluis. 
                – De vruchten van een esdoorn hebben een vleugel.

Slide 35 - Slide


Verspreiding door dieren. 

– Dieren eten bessen en poepen de zaden uit.
   Voorbeelden: lijsterbes, hulst, braam en druif. 
– Vruchten worden door dieren verstopt, maar niet meer teruggevonden. 
   Voorbeelden: gaaien en eekhoorns verstoppen eikels en beukennootjes. 
– Vruchten met haakjes: de vruchten blijven in de vacht van een dier hangen. 
   Voorbeeld: klis. 

Slide 36 - Slide

Verspreiding door de plant zelf. 
– Vruchten schieten of slingeren de zaden weg. 
– Voorbeelden: ooievaarsbek en groot springzaad.

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide