Week 49: Tekstverbanden & signaalwoorden

Tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Instructie signaalwoorden en tekstverbanden
Nieuwsbegrip online zelf maken

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Je herkent tekstverbanden.
  • Je herkent signaalwoorden.
  • Je herkent signaalwoorden die bij een opsomming, tijdvolgorde, tegenstelling en oorzaak-gevolg horen.

Slide 3 - Slide

Begrippen
  • Tekstverband: verband tussen woorden, zinnen en alinea's.
  • Signaalwoorden: Woorden die de schrijver gebruikt om de relatie tussen de woorden (of zinnen of alinea's) aan te geven. 

Slide 4 - Slide

Opsomming


En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 5 - Slide

Voorbeeld opsomming
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.

Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Ten slotte heeft hij een oefentoets gemaakt.

Slide 6 - Slide

Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Hij heeft ten slotte een oefentoets gemaakt.

Slide 7 - Slide

Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.

Slide 8 - Open question

Tijdvolgorde
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.

Slide 9 - Slide

Voorbeeld tijdvolgorde
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze hierna op. 

Eerst zat ik op voetbal en later op hockey. 

Slide 10 - Slide

Welke signaalwoorden zie je?

Slide 11 - Open question

Eerst zat ik op voetbal en later op hockey. 

Slide 12 - Slide


Oorzaak-gevolg
Want, doordat, daardoor, waardoor, dat komt door, als gevolg van

Slide 13 - Slide

Voorbeeld oorzaak-gevolg
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze bij de 
volgende dia op.

Ik heb geen lunch meer, want ik heb al mijn brood al opgegeten.
Bij de bakker was al het brood al verkocht. Daardoor moest Mark naar de supermarkt om brood te halen.

Slide 14 - Slide

Welke signaalwoorden zie je?

Slide 15 - Open question

Ik heb geen lunch meer, want ik heb al mijn brood al opgegeten.
Bij de bakker was al het brood al verkocht. Daardoor moest Mark naar de supermarkt om brood te halen.

Slide 16 - Slide

Tegenstelling
Maar, echter, toch, hoewel, daarentegen

Slide 17 - Slide

Voorbeeld tegenstelling
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze hierna op.

Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.
Rick kende zijn buurman niet goed. Toch haalde hij tijdens de pandemie zijn boodschappen.

Slide 18 - Slide

Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze hierna op.

Slide 19 - Open question

Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.
Rick kende zijn buurman niet goed. Toch haalde hij tijdens de pandemie zijn boodschappen.

Slide 20 - Slide