What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
LAATSTE BIJEENKOMST Examentraining CE Lezen Luisteren 2F - Waarom geen geld lenen aan vrienden of familie
1 / 26
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
Slide 2 - Slide
Dus wat gaan we doen?
Informatie over het examen CE Lezen & Luisteren 2F
Keuze: klassikaal oefen en met een leestekst of zelfstandig aan de slag in Examensprint/Facet.
Slide 3 - Slide
Het
C
entraal
E
xamen 2F
Wat ga ik met jullie bespreken?
leesstrategieën
toetsvragen
soorten teksten
het examen zelf
Slide 4 - Slide
Oefenen met hulpmiddelen
Rechtsboven in het scherm kun je gebruik maken van hulpmiddelen
aantekeningen maken
tekst aanstrepen
luidsvolume instellen
tekst vergroten
Vragen aanvinken
Oefen ermee!
Slide 5 - Slide
Blijf in vorm!
Slide 6 - Slide
Tip 1
Slide 7 - Slide
Tip 2
Slide 8 - Slide
Tip 3
Slide 9 - Slide
Tip 4
Slide 10 - Slide
Vragen?
Slide 11 - Slide
Hoe wil je je de laatste les voorbereiden op het examen?
Klassikaal een tekst behandelen
Zelfstandig werken in Examensprint
Zelfstandig werken in FACET
Slide 12 - Poll
timer
5:00
Je krijgt deze tekst op papier.
Slide 13 - Slide
Algemene vragen.
Welke uitspraak is waar?
A
Een argument is wat iemand ergens van vindt.
B
Feitenuitspraken zijn niet te controleren.
C
Met een mening kun je het eens of oneens zijn.
Slide 14 - Quiz
Algemene vragen.
Een mening zal mensen pas overtuigen wanneer.......
A
de schrijver zijn eigen mening geeft.
B
er ook andere meningen in de tekst staan.
C
hij wordt ondersteund door goede argumenten.
Slide 15 - Quiz
Algemene vragen.
"Je kunt beter een dikke jas aantrekken, want de weersvoorspellingen zijn slecht."
Welk deel van de zin staat het argument?
A
Je kunt beter een dikke jas aantrekken.
B
De weersvoorspellingen zijn slecht.
Slide 16 - Quiz
Algemene vragen.
Welke uitspraak over een betoog is juist?
A
Een betoog bevat alleen meningen en geen feiten.
B
Een betoog probeert je te overtuigen van een bepaalde mening.
C
Een betoog wordt vaak afgesloten met een persoonlijk verhaal.
Slide 17 - Quiz
Vragen over de tekst.
Hoe leidt de schrijver de tekst in alinea 1 in?
(Hoe begint hij?)
A
Hij introduceert het onderwerp.
B
Hij maakt het probleem duidelijk door voorbeelden te noemen.
C
Hij geeft uitleg over de manieren waarop je familie/vrienden kunt helpen.
Slide 18 - Quiz
Vragen over de tekst.
Wat is het doel van de schrijver van deze tekst?
A
Overtuigen: goed nadenken voordat je geld uitleent.
B
informeren: de gevolgen van geld uitlenen.
C
Uitleggen: hoe je het beste familie/vrienden kunt helpen.
Slide 19 - Quiz
Vragen over alinea 2.
"Geld lenen zorgt vaak voor problemen."
Wat is daarvoor het belangrijkste argument?
A
Familieleden vinden het moeilijk om geld terug te betalen.
B
Het is moeilijk om afspraken te maken met familie of vrienden.
C
Terugbetalen van geld zorgt altijd voor spanning en stress.
Slide 20 - Quiz
Vragen over alinea 3.
Wat bedoelt de schrijven met het tussenkopje: Terugbetalen heeft geen prioriteit?
A
Het terugbetalen van de lening heeft voor familie/vrienden geen gevolgen.
B
Het terugbetalen van de lening door familie/vrienden gebeurt meestal niet.
C
Het terugbetalen van de lening lijkt voor familie/vrienden niet zo belangrijk.
Slide 21 - Quiz
Vragen over alinea 4.
Waarom is het volgens de schrijver zo moeilijk om je geld terug te vragen aan een familielid of vriend?
A
Als je er te lang mee wacht, komt het misschien vreemd over.
B
Je spreekt elkaar niet vaak genoeg om het over geld te hebben.
C
Je wilt het familielid of vriend geen vervelend gevoel geven.
Slide 22 - Quiz
Vragen over alinea 5.
Welke uitspraak is juist?
A
Er staan feiten en meningen in alinea 5.
B
Er staan alleen meningen in alinea 5.
C
Er staan alleen feiten in alinea 5.
Slide 23 - Quiz
Vragen over alinea 6.
Hoe sluit de schrijver deze alinea af?
A
Met een conclusie en een persoonlijk verhaal.
B
Met een herhaling van de hoofdgedachte en een advies.
C
Met een voorbeeld en een samenvatting.
Slide 24 - Quiz
In de titel staat dat je NOOIT geld moet lenen aan familie/vrienden.
Staat dat ook zo in de tekst?
A
Ja, de schrijver noemt in de tekst de argumenten hiervoor.
B
Nee, de schrijver geeft argumenten waarom je het juist WEL moet doen.
C
Nee, in de tekst beschrijft hij alleen een situatie over geld lenen aan familie/vrienden.
Slide 25 - Quiz
Veel succes!
Slide 26 - Slide
More lessons like this
Examentraining CE 2F Feit, mening & argument: Geen geld lenen aan familie
October 2022
- Lesson with
19 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
60 minuten Lezen 4.3 Betoog
December 2023
- Lesson with
24 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Examen 2009 BB tv2
April 2017
- Lesson with
44 slides
by
www.lessonup.io
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
Examentraining
9e (LAATSTE) bijeenkomst examentraining 2F
March 2024
- Lesson with
31 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2
2009 BB tv 2 Nederlands
April 2017
- Lesson with
44 slides
by
www.lessonup.io
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
Examentraining
Leesvaardigheid - examen
April 2017
- Lesson with
31 slides
by
www.lessonup.io
n
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Examentraining
Sparen, lenen of uitgeven?
June 2020
- Lesson with
25 slides
by
Kidsweek in de Klas
Wereldoriëntatie
Taal
+3
Basisschool
Groep 5,6
Kidsweek in de Klas
2015 tv 1 BB Nederlands
April 2017
- Lesson with
37 slides
by
www.lessonup.io
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
Examentraining