What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Examentraining CE 2F Feit, mening & argument: Geen geld lenen aan familie
Wat gaan we vandaag doen?
We gaan klassikaal een examenopdracht maken.
Op die manier oefenen jullie met examenvragen die gaan over de opbouw van een tekst.
Controleren hoe het gaat
.
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat gaan we vandaag doen?
We gaan klassikaal een examenopdracht maken.
Op die manier oefenen jullie met examenvragen die gaan over de opbouw van een tekst.
Controleren hoe het gaat
.
Slide 1 - Slide
Klassikaal een tekst bestuderen
Zelfstandig aan de slag in Examensprint
Kies: Mensen die
klassikaal
de les willen volgen moeten zich
registeren
in LessonUp (andere code dan deze)
De anderen gaan
zelfstandig
aan de slag in
Examensprint
.
Slide 2 - Slide
Lesdoelen
Je herkent feiten, meningen en argumenten in een tekst.
Je kent de verschillen tussen feiten, meningen en argumenten.
Je herkent een argument.
Je herkent een betoog
tekstbegrip in het algemeen.
Slide 3 - Slide
timer
5:00
Je krijgt deze tekst op papier.
Slide 4 - Slide
Algemene vragen.
Welke uitspraak is waar?
A
Een argument is wat iemand ergens van vindt.
B
Feitenuitspraken zijn niet te controleren.
C
Met een mening kun je het eens of oneens zijn.
Slide 5 - Quiz
Algemene vragen.
Een mening zal mensen pas overtuigen wanneer.......
A
de schrijver zijn eigen mening geeft.
B
er ook andere meningen in de tekst staan.
C
hij wordt ondersteund door goede argumenten.
Slide 6 - Quiz
Algemene vragen.
"Je kunt beter een dikke jas aantrekken, want de weersvoorspellingen zijn slecht."
Welk deel van de zin staat het argument?
A
Je kunt beter een dikke jas aantrekken.
B
De weersvoorspellingen zijn slecht.
Slide 7 - Quiz
Algemene vragen.
Welke uitspraak over een betoog is juist?
A
Een betoog bevat alleen meningen en geen feiten.
B
Een betoog probeert je te overtuigen van een bepaalde mening.
C
Een betoog wordt vaak afgesloten met een persoonlijk verhaal.
Slide 8 - Quiz
Vragen over de tekst.
Hoe leidt de schrijver de tekst in alinea 1 in?
(Hoe begint hij?)
A
Hij introduceert het onderwerp.
B
Hij maakt het probleem duidelijk door voorbeelden te noemen.
C
Hij geeft uitleg over de manieren waarop je familie/vrienden kunt helpen.
Slide 9 - Quiz
Vragen over de tekst.
Wat is het doel van de schrijver van deze tekst?
A
Overtuigen: goed nadenken voordat je geld uitleent.
B
informeren: de gevolgen van geld uitlenen.
C
Uitleggen: hoe je het beste familie/vrienden kunt helpen.
Slide 10 - Quiz
Vragen over alinea 2.
"Geld lenen zorgt vaak voor problemen."
Wat is daarvoor het belangrijkste argument?
A
Familieleden vinden het moeilijk om geld terug te betalen.
B
Het is moeilijk om afspraken te maken met familie of vrienden.
C
Terugbetalen van geld zorgt altijd voor spanning en stress.
Slide 11 - Quiz
Vragen over alinea 3.
Wat bedoelt de schrijven met het tussenkopje: Terugbetalen heeft geen prioriteit?
A
Het terugbetalen van de lening heeft voor familie/vrienden geen gevolgen.
B
Het terugbetalen van de lening door familie/vrienden gebeurt meestal niet.
C
Het terugbetalen van de lening lijkt voor familie/vrienden niet zo belangrijk.
Slide 12 - Quiz
Vragen over alinea 4.
Waarom is het volgens de schrijver zo moeilijk om je geld terug te vragen aan een familielid of vriend?
A
Als je er te lang mee wacht, komt het misschien vreemd over.
B
Je spreekt elkaar niet vaak genoeg om het over geld te hebben.
C
Je wilt het familielid of vriend geen vervelend gevoel geven.
Slide 13 - Quiz
Vragen over alinea 5.
Welke uitspraak is juist?
A
Er staan feiten en meningen in alinea 5.
B
Er staan alleen meningen in alinea 5.
C
Er staan alleen feiten in alinea 5.
Slide 14 - Quiz
Vragen over alinea 6.
Hoe sluit de schrijver deze alinea af?
A
Met een conclusie en een persoonlijk verhaal.
B
Met een herhaling van de hoofdgedachte en een advies.
C
Met een voorbeeld en een samenvatting.
Slide 15 - Quiz
In de titel staat dat je NOOIT geld moet lenen aan familie/vrienden.
Staat dat ook zo in de tekst?
A
Ja, de schrijver noemt in de tekst de argumenten hiervoor.
B
Nee, de schrijver geeft argumenten waarom je het juist WEL moet doen.
C
Nee, in de tekst beschrijft hij alleen een situatie over geld lenen aan familie/vrienden.
Slide 16 - Quiz
Hoofd en bijzaken
Als je een tekst moet samenvatten, schrijf je alleen de
hoofdzaken
op.
Moeten de volgende zinnen in een samenvatting?
Slide 17 - Slide
WEL
NIET
Betaal maar terug als het uitkomt (al.2)
Door geen afspraken te maken, ontstaat stress bij beide partijen (al.2)
Dat kan behoorlijk irritant zijn (al.5)
Slide 18 - Drag question
Het cijfer staat in de
rapportage
Slide 19 - Slide
More lessons like this
LAATSTE BIJEENKOMST Examentraining CE Lezen Luisteren 2F - Waarom geen geld lenen aan vrienden of familie
October 2024
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
60 minuten Lezen 4.3 Betoog
December 2023
- Lesson with
24 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
4 TL Examen Nederlands 2016 TV1
April 2017
- Lesson with
48 slides
by
www.lessonup.io
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 4
Examentraining
Algemene les: Goed leren debatteren met een korte film
March 2024
- Lesson with
11 slides
by
Filmeducatie
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Filmeducatie
9e (LAATSTE) bijeenkomst examentraining 2F
March 2024
- Lesson with
31 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2
Burgerschap - Algemeen tekstbegrip | 'Hoe houd jij het veilig?'
September 2024
- Lesson with
11 slides
by
Kidsweek in de Klas
Begrijpend lezen
Basisschool
Groep 5-8
Kidsweek in de Klas
Burgerschap - Algemeen tekstbegrip | 'Hoe houd jij het veilig?'
September 2024
- Lesson with
11 slides
by
Kidsweek in de Klas
Begrijpend lezen
Basisschool
Groep 5-8
Kidsweek in de Klas
Burgerschap - Algemeen tekstbegrip | 'Hoe houd jij het veilig?'
September 2024
- Lesson with
11 slides
by
Kidsweek in de Klas
Begrijpend lezen
Basisschool
Groep 5-8
Kidsweek in de Klas