voorzetsels

Het ligt in de doos. 
Waar???????
1 / 10
next
Slide 1: Slide
Middelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Het ligt in de doos. 
Waar???????

Slide 1 - Slide

Waar?????

Slide 2 - Mind map

lesdoel
Aan het eind van de les weet ik wat een voorzetsel is.

Slide 3 - Slide

Uitleg
  • voorzetsels zijn woorden zoals op, in, naast, voor, achter na, bij, tijdens enz.
  • Je gebruikt ze niet los maar altijd samen met een ander woord. Meestal een zelfstandig naamwoord.
      op tafel, uit school, door mij.
  • Vaak staan er andere woorden tussen het voorzetsel en het andere woord waarbij het hoort.
      In de kast, tussen mijn boeken, na een harde val, door twee leerlingen.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Waar staat geen voorzetsel bij?
A
in, op, onder
B
naast, boven, in
C
om, tussen, voor
D
achter, lopen, over

Slide 6 - Quiz

Met welk ander woord gebruik je meestal een voorzetsel?
A
met een zelfstandig naamwoord
B
met een bijvoeglijk naamwoord
C
met de persoonsvorm
D
met een lidwoord

Slide 7 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in.
Anne was .............de wolken met haar cijfer voor Nederlands.

A
over
B
naast
C
in
D
aan

Slide 8 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in.
De timmerman ging meteen..........de slag.
A
tegen
B
aan
C
voor
D
na

Slide 9 - Quiz

schrijf nu zelf 5 voorzetsels op.

Slide 10 - Open question