2 BK Blok 5 Gramm Voorzetsels

Voorzetsels 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
Middelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Voorzetsels 

Slide 1 - Slide

lesdoel
Aan het eind van de les weet ik wat een voorzetsel is.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

.......... de vogelkooi

Slide 4 - Mind map

.......... het feest

Slide 5 - Mind map

Uitleg
  • voorzetsels zijn woorden zoals                                                                                                      op, in, naast, voor, achter na, bij, tijdens enz.

  • Je gebruikt ze niet los maar altijd samen met een ander woord. Meestal een zelfstandig naamwoord.
                 op tafel, uit school, door mij

Slide 6 - Slide

Met welk ander woord gebruik je meestal een voorzetsel?
A
met een zelfstandig naamwoord
B
met een bijvoeglijk naamwoord
C
met de persoonsvorm
D
met een lidwoord

Slide 7 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in.
Anne was .............de wolken met haar cijfer voor Nederlands.

A
over
B
naast
C
in
D
aan

Slide 8 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in.
De timmerman ging meteen..........de slag.
A
tegen
B
aan
C
voor
D
na

Slide 9 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in.
Op de basisschool zat ik .... mijn vriend.
A
tegen
B
achter
C
voor
D
naast

Slide 10 - Quiz

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Mijn fiets staat tegen de schutting.

Slide 11 - Open question

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
De hond slaapt op de bank.

Slide 12 - Open question

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Voor ons huis staat een BMW.

Slide 13 - Open question

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Let op, het zijn er 2!
Ik lig in mijn bed en kijk naar de televisie.

Slide 14 - Open question

Typ nu zelf 5 voorzetsels in.

Slide 15 - Open question

Vul het juiste voorzetsel in. Kies uit:
aan - achter - in - met - op - over - tegen - van - voor.

Gelukkig ging de rector akkoord …..het voorstel.

Slide 16 - Open question

Vul het juiste voorzetsel in. Kies uit:
aan - achter - in- met - op - over - tegen - van - voor.

Heb jij ook een mening ….onderwijs?

Slide 17 - Open question

Vul het juiste voorzetsel in. Kies uit:
aan - achter - in- met - op - over - tegen - van - voor.

Er heeft nog niemand ….mijn advertentie gereageerd?

Slide 18 - Open question

Vul het juiste voorzetsel in. Kies uit:
aan - achter - in- met - op - over - tegen - van - voor.

De inbreker liep …..de lamp.

Slide 19 - Open question

Vul het juiste voorzetsel in. Kies uit:
aan - achter - in- met - op - over - tegen - van - voor.

De klusjesman ging onmiddellijk ….de slag.

Slide 20 - Open question

Vul het juiste voorzetsel in. Kies uit:
aan - achter - in- met - op - over - tegen - van - voor.

Door de vragenlijst in te vullen maak je kans …..een iPad.

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Link

Slide 23 - Slide