Code+ deel 3, hoofdstuk 13, taak 1 en 2 en onregelmatige werkwoorden

Code+ deel 3, hoofdstuk 13, taak 1 en 2 en onregelmatige werkwoorden
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsMBOmavoLeerroute MLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Code+ deel 3, hoofdstuk 13, taak 1 en 2 en onregelmatige werkwoorden

Slide 1 - Slide

Het toneelstuk was saai en stond vol met .........................
A
stilstaan
B
relativeren
C
clichés
D
flauw

Slide 2 - Quiz

Als je in een stilte.................... zit moet je niet hardop spreken of telefoneren.
A
logo
B
staan
C
herkenbaar
D
coupé

Slide 3 - Quiz

Als je in de spits reist, .................. je vaak .................... op de ...................
A
sta, stil, snelweg
B
stil, heb, gestaan
C
hebt, snelweg, stilstaan
D
stilstaan, snel, weg

Slide 4 - Quiz

Ik wil naar North Sea Jazz, maar de kaartjes zijn ....................
A
uitgekocht
B
uitverkocht
C
weggekocht
D
wegverkocht

Slide 5 - Quiz

Op onze reis door Afrika hebben we vaak een ...................... .........................
A
elektrisch, stroomstoring
B
stroomstoring, meegemaakt
C
meegemaakt, elektrisch
D
meegemaakt, stroomstoring

Slide 6 - Quiz

De kunstenaar maakt hier ..................... gebruik van verticale en .................... lijnen.
A
overwegend, stilstaan
B
neergezet, luchtig
C
cliché, hoofdeind
D
creatief, horizontale

Slide 7 - Quiz

Zijn ouders hebben .................... om hem naar een andere school te sturen.
A
overgewogen
B
overgewegen
C
overwogen
D
overwegend

Slide 8 - Quiz

Normaal leg je de kussens aan ...................... van het bed.
A
het hofeinde
B
het hoofdeinden
C
het hoofeinde
D
het hoofdeinde

Slide 9 - Quiz

Een ...................... heeft ...................... over mensen op basis van hun ....................
A
vooroordeel, racisme, afkomst
B
racist, vooroordelen, afkomst
C
afkomst, vooroordelen, racisme

Slide 10 - Quiz

Dictee

Slide 11 - Slide

Schrijf op:

Slide 12 - Open question

Schrijf op:

Slide 13 - Open question

Schrijf op:

Slide 14 - Open question

Schrijf op:

Slide 15 - Open question

Schrijf op:

Slide 16 - Open question

Schrijf op:

Slide 17 - Open question

Schrijf op:

Slide 18 - Open question

werkwoorden lijst 11 en 12

Slide 19 - Slide

Hij .................... de steen in het water. (werpen)

Slide 20 - Open question

Wat heb je ......................? (zeggen)

Slide 21 - Open question

Mevrouw van Dam is in Rome .................. (zijn)

Slide 22 - Open question

De politica ................ op de gevaren van het stikstofbeleid. (wijzen)

Slide 23 - Open question

Wie .................. de wereldbeker? (winnen)

Slide 24 - Open question

Tijdens de Tweede Wereldoorlog ................... veel schepen in de Noordzee. (zinken)

Slide 25 - Open question

Heb je gevonden wat je ...................? (zoeken)

Slide 26 - Open question

Zij (mv) ..................... een nieuwe auto gaan kopen. (zullen)

Slide 27 - Open question

De criminelen hebben in de rechtszaal allemaal .................... (zwijgen)

Slide 28 - Open question