Bondig formuleren hoofdstuk 13 Kern 4 HV

Stand van zaken
  • Betoogjes - prachtige exemplaren maar ook lln die het niet hebben ingeleverd; doe dat vandaag nog. 
  • Tips en tops via Magister
  • Toetsing hoofdstuk 10 tm 14 en spelling met een schrijfopdracht. 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Stand van zaken
  • Betoogjes - prachtige exemplaren maar ook lln die het niet hebben ingeleverd; doe dat vandaag nog. 
  • Tips en tops via Magister
  • Toetsing hoofdstuk 10 tm 14 en spelling met een schrijfopdracht. 

Slide 1 - Slide

'Schrijven is schrappen.'
Bondig formuleren 
Bladzijde 78-79 handboek

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Hulpwerkwoorden
Hulpwerkwoorden maken zinnen onnodig lang: zullen, kunnen, mogen, willen, gaan ... Wees er zuinig mee. 
Bijvoorbeeld:
Niet: Als je een treinabonnement zou nemen, zou je veel geld kunnen gaan besparen. 

Slide 4 - Slide

Bijvoeglijk naamwoorden
Bijvoeglijk naamwoorden zeggen iets over een zelfstandig naamwoord. Ze voegen informatie toe en maken de tekst aantrekkelijker. Toch zijn ze vaak overbodig en maken bijvoeglijk naamwoorden een tekst vaak onnodig lang (en saai).

Slide 5 - Slide

Wat is een pleonasme ook al weer?

Slide 6 - Open question

Pleonasme
Wanneer een woord een deel van de betekenis van een ander woord herhaalt, spreken we van een pleonasme. Zorg dat je geen pleonasmen gebruikt in je tekst.
Bijvoorbeeld:
ronde cikel, natte regen, houten boomstam ...

Slide 7 - Slide

Bedenk zelf een pleonasme

Slide 8 - Open question

Tautologie
Een tautologie lijkt op een pleonasme, maar in dit geval herhaal je de hele betekenis van een woord. Een tautologie wordt soms gebruikt als een uitdrukking. Dan is het gebruik van een tautologie goed: gratis en voor niets, na lang wikken en wegen.
Fout is een tautologie als het overtollig is:
Zodra hij mijn bericht kreeg, is hij onmiddellijk op de fiets gestapt

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Bijwoorden
Bijwoorden versterken een bijvoeglijk naamwoord. Denk aan woorden als heel, erg, zeer etc.
Gebruik bijwoorden niet al te vaak. Alleen als je een vergelijking maakt met iets anders.

Slide 11 - Slide

Uitdrukkingen
Wees spaarzaam met het gebruik van uitdrukkingen. Die kan je vaak korter verwoorden. Bijvoorbeeld: 
Zij is zo'n type dat ...
In de nabijheid van ... 
in het kader van ..

Slide 12 - Slide

Let op de onjuiste herhaling
Als een vast voorzetsel ten onrechte twee keer wordt gebruikt, spreek je van een onjuiste herhaling.
Bijvoorbeeld:
Je klasgenoten gaan zich aan die rotopmerkingen van jou steeds meer aan ergeren. 

Slide 13 - Slide

Waarschijnlijk zullen er in het hele land vermoedelijk opklaringen voorkomen, maar de mist is hardnekkig.
A
tautologie
B
contaminatie
C
pleonasme
D
onjuiste herhaling

Slide 14 - Quiz

Wij zijn bereid uw product een tijd te proberen, onder voorwaarde dat achteraf een evaluatie zal plaatsvinden omtrent de kwaliteit.
A
tautologie
B
contaminatie
C
pleonasme
D
onjuiste herhaling

Slide 15 - Quiz

De leerlingen hebben naar de zomervakantie, die zij altijd als een geweldige tijd ervaren, door de extreme hitte in juni al weken naar uitgekeken.
A
tautologie
B
contaminatie
C
pleonasme
D
onjuiste herhaling

Slide 16 - Quiz

Voordat jullie echt besluiten om naar Australië te emigreren, moeten jullie je wel goed bedenken dat jullie ouders dat vreselijk zullen vinden.
A
tautologie
B
contaminatie
C
pleonasme
D
onjuiste herhaling

Slide 17 - Quiz

Welke woorden zijn samengevoegd in de contaminatie? .... moeten jullie je wel goed bedenken dat jullie ouders dat vreselijk zullen vinden.

Slide 18 - Open question

Plotseling zakte tijdens de derde set het te strak gespannen volleybalnet naar beneden, waardoor de wedstrijd onderbroken moest worden.
A
tautologie
B
contaminatie
C
pleonasme
D
onjuiste herhaling

Slide 19 - Quiz

Mo moet tijdens de lange, koude zeereis naar Antarctica wel rekenschap houden met zijn zwakke gezondheid.
A
tautologie
B
contaminatie
C
pleonasme
D
onjuiste herhaling

Slide 20 - Quiz

Maken
Opdracht 2a,b,c, bladzijde 78 oefenboek
Opdracht 9 a,b,c,d, bladzijde 80,91 oefenboek 

Slide 21 - Slide