Grammatica woordsoorten H6

Planning vandaag:
  • 10 minuten in stilte lezen
  • Bespreken zin huiswerk
  • Uitlegfilmpje grammatica woordsoorten H6
  • Hoe zat het ook alweer? WG/NG
  • Start opdrachten
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Planning vandaag:
  • 10 minuten in stilte lezen
  • Bespreken zin huiswerk
  • Uitlegfilmpje grammatica woordsoorten H6
  • Hoe zat het ook alweer? WG/NG
  • Start opdrachten

Slide 1 - Slide

Veelgemaakte fouten PO
  • Leestekens en hoofdletters!
  • 'Een oogje in het zeil houden' = letten op andere mensen, zoals oppassen bij kleine kindjes. 
  • door middel van ≠ met behulp van 
  • wijd en zijd = overal bekend zijn
  • lusten en lasten = niet alleen de leuke dingen, maar ook de minder leuke dingen
  • kop in het zand steken = een probleem bewust negeren

Slide 2 - Slide

Lesdoel:
- Je kunt zinsdeelzinnen benoemen (ow-zin, lv-zin, mv-zin, bwb-zin). 
- Je kunt de soorten ww benoemen in samengestelde zinnen.

Slide 3 - Slide

Wat is geen voegwoord?
A
als
B
soms
C
want
D
omdat

Slide 4 - Quiz

Het voegwoord: maar

is een ...................voegwoord
A
nevenschikkend (dus 2 hoofdzinnen)
B
onderschikkend (dus hoofdzin en bijzin)

Slide 5 - Quiz

Het voegwoord 'terwijl'
is een .................voegwoord.
A
nevenschikkend (dus 2 hoofdzinnen)
B
onderschikkend (dus hoofdzin en bijzin)

Slide 6 - Quiz

Welk voegwoord is een nevenschikkend voegwoord?
A
aangezien
B
want
C
omdat
D
voodat

Slide 7 - Quiz

Voegwoorden
De zinnen binnen een samengestelde zin zijn aan elkaar geplakt d.m.v. een voegwoord.

  • Remco leert voor Frans en Laura leert voor Engels.
  • Ik ga op tijd naar bed, omdat ik moe ben.
  • Nadat de scheids affloot, begon het publiek te juichen.

Slide 8 - Slide

HOOFDZIN + HOOFDZIN

Twee hoofdzinnen kun je aan elkaar verbinden met een nevenschikkend voegwoord.

Dit zijn: en, want, maar en of.
HOOFDZIN + BIJZIN

Een hoofd- en een bijzin kun je aan elkaar verbinden met een onderschikkend voegwoord.

Er zijn veel onderschikkende voegwoorden, zoals: omdat, zodat, doordat, als, dan, hoewel, tenzij, terwijl, toen, of.

Slide 9 - Slide

Opdr. 3 van het huiswerk
1. Bij gebruik van bepaalde medicijnen kun je een allergische reactie krijgen.

Maak van het onderstreepte zinsdeel een zinsdeelzin. 
Hoe heet deze bijzin?

Slide 10 - Slide

Opdr. 3 van het huiswerk
2. Ondanks zijn drukke bezigheden komt hij zijn belofte altijd na.

Maak van het onderstreepte zinsdeel een zinsdeelzin. 
Hoe heet deze bijzin?

Slide 11 - Slide

Opdr. 3 van het huiswerk
3. Er rijden vandaag minder treinen dan anders door de opkomende storm.

Maak van het onderstreepte zinsdeel een zinsdeelzin. 
Hoe heet deze bijzin?

Slide 12 - Slide

Opdr. 3 van het huiswerk
4. Aan de gezakte leerlingen stuurt de teamleider een kaartje ter bemoediging.

Maak van het onderstreepte zinsdeel een zinsdeelzin. 
Hoe heet deze bijzin?

Slide 13 - Slide

Opdr. 4
Omdat       de     broer      van      Kaj      graag      wat

 bijverdient,        verkoopt       hij         opgeknapte

 brommers.

Slide 14 - Slide

Opdr. 4
De       zanger         beloofde         dat        zijn

 tournee         door         Europa             ditmaal    

zou           doorgaan.

Slide 15 - Slide

Opdr. 4
Hoe         zijn        kleinzoon         in          de       

boom        was        geklommen,           was         voor

 opa           een           raadsel.

Slide 16 - Slide

Opdr. 4
Wie          arriveert            op           de         

afgesproken        plek,         wordt        verwelkomd 

met        een         drankje.

Slide 17 - Slide

Uitlegfilmpje woordsoorten H6

Slide 18 - Slide

Gezegde
WG -> Het onderwerp doet iets.
Het belangrijkste ww heeft een duidelijke betekenis. 

Ik ga vandaag een taart bakken.
gezegde = ga bakken

Slide 19 - Slide

Gezegde
NG = Het onderwerp is/wordt iets. Het belangrijkste ww heeft GEEN duidelijke betekenis.
Er is een aanvulling nodig: meestal een BN of ZN.

De docent is vandaag ziek.
gezegde = is ziek
Het belangrijkste ww noemen we hier een koppelwerkwoord. 

Slide 20 - Slide

Gezegde
Koppelwerkwoord -> koppelt het onderwerp aan een eigenschap of kenmerk. 

Ik ben leraar op een middelbare school. 
ben = KWW 
leraar op een middelbare school = kenmerk

Slide 21 - Slide

Aan de slag!
Opdr. 1 van grammatica woordsoorten H6 maken we samen.
Hierna maak je zelfstandig opdr. 2 en 3.

Slide 22 - Slide