Nieuw Nederlands hoofdstuk 4 taalverzorging PV-TT

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Ik fiets met mijn vrienden op straat
A
vrienden
B
straat
C
fiets
D
ik
1 / 11
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Ik fiets met mijn vrienden op straat
A
vrienden
B
straat
C
fiets
D
ik

Slide 1 - Quiz

De persoonsvorm is altijd een .........
A
onderwerp
B
werkwoord
C
tegenstelling

Slide 2 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Wie gaat er met mij mee?
A
wie
B
gaat
C
mij
D
mee

Slide 3 - Quiz

STAM en ik-vorm
Stam is niet de ik-vorm 
Stam is werkwoord zonder -en
ik-vorm kan anders zijn

Bij jij/hij/zij komt er een 't' achter de ik-vorm.

hij brandt
zij fietst

Slide 4 - Slide

Wat is de stam van het werkwoord
reizen?

Slide 5 - Open question

Wat is de ik-vorm van het werkwoord
reizen?

Slide 6 - Open question

Wat is de ik-vorm van het werkwoord
'branden'

Slide 7 - Open question

Hoe spel je dat?
De prins (kussen) ...... de kikker
A
kusst
B
kust
C
kusd

Slide 8 - Quiz

Hoe spel je dat?
Hij (vinden) ..... dat spel leuk
A
vind
B
vindt
C
vinden

Slide 9 - Quiz

Hoe spel je dat?
(Vinden) ....... hij dat leuk?
A
vind
B
vindt
C
vinden

Slide 10 - Quiz

Hoe spel je dat?
Lidia (verhuizen) .... naar een andere stad.
A
verhuizt
B
verhuist
C
verhuisd
D
verhuizen

Slide 11 - Quiz