beschrijven t/m bijten

beschrijven t/m bijten
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

beschrijven t/m bijten

Slide 1 - Slide

Doel
Je kent de onregelmatige vormen van deze 10 werkwoorden. 
Tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd. 
Je weet ook wat het betekent. 

Slide 2 - Slide

1. Je bespreekt per groepje de zinnen die je hebt gemaakt. 
2. Daarna doen we samen de oefeningen. 

Slide 3 - Slide

Wat is goed?
A
Hij beschrijfde
B
Hij beschreef
C
Hij beschreeft

Slide 4 - Quiz

Schrijf in de verleden tijd:
Hij besluit een brief naar de gemeente te schrijven.

Slide 5 - Open question

Schrijf de zin in de voltooide tijd:
Zij bespreken de toets met de docent.

Slide 6 - Open question

Wat is goed?
A
bestaan - bestond - heeft bestaan
B
bestaan - bestond - is bestaan
C
bestaan - bestonde - heeft bestonden

Slide 7 - Quiz

Zet de zin in de verleden tijd:
Zij bevalt van een mooie dochter.

Slide 8 - Open question

Vul aan:
zij beweegt / zij .......... / zij heeft bewogen

Slide 9 - Open question

Zet de zin in de voltooide tijd:
Hij bezoekt een voetbalwedstrijd.

Slide 10 - Open question

Welke zin is goed?
A
Hij is op de auto geboden.
B
Hij biedde op de auto.
C
Hij heeft op het schilderij geboden.

Slide 11 - Quiz

Zet de zin in de verleden tijd:
De hond bijt de man.

Slide 12 - Open question

Hoeveel werkwoorden ken jij nu?

Slide 13 - Open question