sociaal-maatschappelijke dimensie: 3.2 & 3.3

3.2: jezelf zijn met anderen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

3.2: jezelf zijn met anderen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

lesdoelen
Aan het einde van de les:
  • kan ik in eigen woorden 'sociale identiteit' omschrijven.
  • heb ik ontdekt dat je in verschillende groepen verschillende rollen hebt en je op verschillende manieren gedraagt.
  • kan ik in eigen worden omschrijven wat 'groepsgedrag' is.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Uit welke groepen maak jij een onderdeel? (bv. vriendengroep)

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

sociale identiteit
Sociale identiteit: Dit gaat om de relaties die jou ook maken tot wie je bent, en je gedrag in de groepen waar je bij hoort. Kortom dat is jouw identiteit in één of meerdere groepen.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Gedraag jij je in elke groep hetzelfde? Waarom wel of juist niet?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Breng je sprookje tot leven!
In minimaal 10 foto's
Het sprookje duurt minimaal 4 minuten
Je staat minstens op 3 foto's
Kies straks 1 verteller uit die het sprookje gaat vertellen aan de hand van de foto's 
timer
30:00

Slide 6 - Slide

Het is heerlijk weer dus we gaan lekker naar buiten. 

Buiten gaan jullie in groepjes of 1 groep (afhankelijk van studenten) jullie sprookje op foto's zetten. Als we terugkomen in de klas is er 1 verteller die het eigen gemaakte sprookje vertelt aan de hand van de foto's
De 6 ingrediënten
1) Een wijze les
2) Een held of heldin
3) Een slechterik
4) Magie
5) Een groot obstakel/hindernis
6) Happy end
                                                                         

timer
20:00

Slide 7 - Slide

Ze krijgen 20 min om het te schrijven samen
1 wijze les: Elk sprookje bevat een wijze les. Denk maar aan Goudlokje die iets stouts deed en daardoor bijna door de beren opgegeten werd, of aan Pinokkio wiens neus langer werd als hij loog. Kies over welk wijze les jouw sprookje zal gaan en verwerk die moraal in je verhaal.

2 Held: Verzin een held of een heldin voor je verhaal. Die hoeft trouwens echt niet perfect te zijn. Hans en Grietje waren ook maar een doodgewone jongen en een simpel meisje. Het belangrijkste is dat diegene die je sprookje leest of ernaar luistert, meteen wil dat de hoofdrolspeler wint.

3)Slechterik: Sprookjes gaan over de strijd tussen goed en kwaad. Elk sprookje heeft naast een held dus ook een gemeen personage nodig: een slechte heks of een boze wolf maken je verhaal pas echt spannend.

4) MAGIE
Zonder magie geen sprookje! Dit kan een magisch personage zijn (bijvoorbeeld de goede fee uit Assepoester) of een speciaal tovervoorwerp (bijvoorbeeld het zwaard van Arthur in het sprookje van Merlijn de tovenaar). Laat je fantasie de vrije loop!

5)Groot obstakel
Als de held de slechterik wil verslaan, moet hij altijd eerst een grote hindernis overwinnen, zoals een vuurspuwende draak of een muur van wel 100 meter hoog. Je held zal al z’n moed en creativiteit moeten gebruiken om daarin te slagen. Gelukkig krijgt hij de hulp van een beetje magie.

6) Happy end
Een sprookje is geen sprookje zonder een ‘En ze leefden nog lang en gelukkig‘ op het einde. De held moet de slechterik verslaan, en wel zo dat de slechterik zeker nooit meer terug kan komen.
Er was eens.....

Slide 8 - Slide

Studenten komen terug in de klas en 1 iemand uit de groep is de verteller, die vertelt aan de hand van de foto's het eigengemaakte sprookje.
Onafhankelijkheid
Creativiteit
Behulpzaamheid
Humor
Muzikaliteit
Focus
Geduld
Plannen
Sociaal
Nadenken
Zelfstandigheid
Analyseren
Samenwerken
Liefde
Discipline
Betrokkenheid
Doelgerichtheid
Verantwoordelijkheid
Leergierigheid
Sportiviteit
Zelfvertrouwen
Behulpzaamheid
Wilskracht
Durf
Enthousiasme
Eigenwijsheid
Vrijheid
Bescheidenheid
Spontaniteit
Plezier

Luisteren
Inlevingsvermogen
Openheid
Stressbestendigheid
Hulpvaardigheid
Uitdaging
Avontuur
Flexibiliteit
Optimisme
Moed
IJverig
Vrolijk
Doorzettingsvermogen
Eerlijkheid
Vertrouwen
Anders, namelijk:.....
Lees de kernwoorden goed door en
schrijf op een blaadje welke woorden jij belangrijk
vindt in jouw leven. 
timer
4:00

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Schrijf je eigen sprookje.........

Slide 10 - Slide

Creatieve brein aan het werk zetten, creativiteit inzetten, out of the box denken.
groepsgedrag
Groepsgedrag: Je kan bij verschillende groepen horen en in elke groep is er een bepaald gedrag dat bij deze groep past. (Toch kan je in al deze groepen jezelf zijn.)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Als jij je in elke groep anders gedraagt ben je niet jezelf.
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

This item has no instructions

De maatschappij dat zijn wij

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Link

This item has no instructions

lesdoelen
Aan het einde van de les:
  • kan ik in eigen woorden uitleggen wat 'normen' en 'waarden' zijn.
  • kan ik voorbeelden noemen van waarden en de normen die bij deze waarden horen.
  • kan ik in twee zinnen uitleggen waarom normen en waarden per groep, cultuur, tijd en situatie kunnen verschillen.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn normen en waarden?

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

mijn waarden

Slide 17 - Mind map

This item has no instructions

normen en waarden
  • Een waarde is iets wat een persoon of een groep belangrijk vindt in het leven.
  • Een norm is een idee over wat normaal is of een regel over hoe je je moet gedragen.


Een norm komt voort uit een waarde.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

mijn normen

Slide 19 - Mind map

This item has no instructions

geschreven en ongeschreven regels
Wij hebben geschreven regels en ongeschreven regels.
  • Geschreven regels: Dit zijn wettelijke regels. Deze staan dus vastgelegd in de wet.
  • ongeschreven regels: Dit zijn regels die door iedereen als vanzelfsprekend worden gezien maar nergens staan vastgelegd.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Doe ff normaal!
Normaal komt van het begrip 'norm'. Normaal is niet overal en voor iedereen hetzelfde, want niet overal en door iedereen worden dezelfde normen gehanteerd.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

huiswerk
Maak de opdrachten van 3.2 & 3.3 op learnbeat.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions