This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Was machen wir heute?
1. logo.de
2.Hausaufgaben besprechen
Woordjes oefenen - overhoren
3. spel met gesprekken
4. Grammatik - leren en oefenen
Slide 1 - Slide
www.zdf.de
Slide 2 - Link
Hausaufgaben
Je bent op vakantie in het buitenland en je komt in contact met leeftijdsgenootjes ter plaatse. Zij zijn erg benieuwd wie je bent en willen graag meer van je weten.
Slide 3 - Slide
Wörter A Übung 3
Wir lesen zusammen die Wörter A.
Dann macht ihr Übung 3.
Zu den Wörtern macht / bildet ihr auch 10 Sätze. Die Sätze bestehen aus minimaal 6 Wörtern pro Satz.
Slide 4 - Slide
Wörter A Übung 3
1 Zufall
2 Eine Empfehlung
3 Hauptsache
4 Im Idealfall
5 Inzwischen
6 zumindest
Slide 5 - Slide
Übersetze:
1. letten op
2. de pan
3. de fiets
4. idealiter
5. tenminste
6. Het bevalt me
7. belangrijk
8. duurzaam
9. het uiterlijk
10. uitzoeken
1. stehen zu
2. inzwischen
3. Einfluss haben auf
4. der Deckel
5. der Flieger
6. der Zufall
7. die Insel
8. das Aussehen
9. ein bisschen
10. Das ist mir egal.
Slide 6 - Slide
Schreibe in den Heft:
die Tabelle mit den Fällen von der "der-Gruppe und der ein-Gruppe. "
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Welke woorden horen bij de ein- Groep
timer
0:50
Slide 10 - Open question
timer
0:50
Wat is het verschil tussen de der- groep en de ein- groep