Grandes Lignes chapitre 2 th bijvoeglijk nw + ww-er + onderwerp vervangen

Grandes Lignes 2th Chapitre 2 
Chapitre 2
Bron H
Het regelmatige werkwoord op -er en onderwerp vervangen

Chapitre 2
Bron D
Het bijvoeglijk naamwoord vorm en plaats

1 / 31
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Grandes Lignes 2th Chapitre 2 
Chapitre 2
Bron H
Het regelmatige werkwoord op -er en onderwerp vervangen

Chapitre 2
Bron D
Het bijvoeglijk naamwoord vorm en plaats

Slide 1 - Slide


  • Ik kan het bijvoeglijk naamwoord vertalen, op de goede plaats in de zin zetten en in de goed vorm.
  • Ik kan een regelmatig werkwoord op -er vertalen en in de tegenwoordige tijd gebruiken.
  • Ik kan een onderwerp van de zin vervangen door il / elle of ils / elles.

Slide 2 - Slide

Chapitre 2 Bron D

bijvoeglijk naamwoord vorm en plaats

Slide 3 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (plaats)
De regel is: In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord altijd ACHTER het zelfstandige naamwoord:

MAAR NATUURLIJK ZIJN ER UITZONDERINGEN!!!!
Kijk mee!
Luister mee!
Schrijf mee!

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Welke bijvoeglijke naamwoorden staan ervoor?
bon      = goed          nouveau = nieuw
beau    = mooi          petit        = klein
grand   = groot         vieux       = oud


Slide 6 - Slide

Welke bijvoeglijke naamwoorden staan erachter?
intéressant, amusant, intelligent, content (blij/tevreden)          
dangereux, malheureux, heureux (gelukkig)
chaud (warm), froid (koud), sportif
rouge, noir,  vert etc. (alle kleuren)
allemand,  anglais,  espagnol etc. (alle nationaliteiten)

Voorbeeld: une fille anglaise intelligente

Slide 7 - Slide

Wat is de juiste plaats van het bijvoeglijk naamwoord:
Marco habite dans une .... maison ...
A
une grande maison
B
une maison grande

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste plaats van het bijvoeglijk naamwoord:
J'ai un ....chien .....
A
un noir chien
B
un chien noir

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste plaats en vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Sophie est une .... fille ....... (groot)
A
Sophie est une fille grand.
B
Sophie est une fille grande
C
Sophie est une grand fille.
D
Sophie est une grande fille.

Slide 10 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord (vorm)
De regel is: het bijvoeglijk naamwoord past zich aan het zelfstandige naamwoord aan:
        M   >  ...
         V   >   e
M.MV   >   s
V.MV    >   es
uitzonderingen: bon > bonne, beau > belle, vieux > vieille etc.

Slide 11 - Slide

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Il porte un pull noir.
B
Il porte un pull noire.
C
Il porte un pull noirs.
D
Il porte un pull noires.

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte des lunettes verts.
B
Elle porte des lunettes vert.
C
Elle porte des lunettes verte.
D
Elle porte des lunettes vertes.

Slide 13 - Quiz

Welke vorm past in deze zin?
Mes soeurs sont ...
A
contente
B
contents
C
contentes
D
content

Slide 14 - Quiz

Chapitre 2 Bron H

werkwoorden op -er vervoegen en vertalen 


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Schrijf onder elkaar de stam op van de volgende werkwoorden: regarder, travailler, manger

Slide 17 - Open question

Vertaal het werkwoord tussen haakjes en kies de goede vorm.
Nous ..... en Hollande (wonen)
A
habitent
B
travaillent
C
habitons
D
travaillez

Slide 18 - Quiz

Vertaal het werkwoord passend in de zin.

Vous (bezoeken) ................Paris.

Slide 19 - Open question

Vertaal het werkwoord passend in de zin.

Tu (dol zijn op) ................ton chien?

Slide 20 - Open question

Chapitre 2 Bron H

onderwerp vervangen door il / elle / ils / elles


Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Vervang het onderwerp met het juiste persoonlijk voornaamwoord:
Le chat aime le poisson.
A
Il
B
Elle
C
Ils
D
Elles

Slide 23 - Quiz

Vervang het onderwerp met het juiste persoonlijk voornaamwoord:
Manon invite ses copines.
A
Il
B
Elle
C
Ils
D
Elles

Slide 24 - Quiz

Vervang het onderwerp met het juiste persoonlijk voornaamwoord:
Manon et sa tante détestent le thé.
A
Il
B
Elle
C
Ils
D
Elles

Slide 25 - Quiz

Vervang het onderwerp:
Le jardin est grand.

Slide 26 - Open question

Vervang het onderwerp:
Une voiture roule trop vite.

Slide 27 - Open question

Vervang het onderwerp:
Fatima et Pierre font du shopping.

Slide 28 - Open question

Vervang het onderwerp:
La glace est bonne.

Slide 29 - Open question

Hoe goed begrijp je nu het bijvoeglijk naamwoord vorm/plaats en de vervoeging van regelmatige werkwoorden op er?

1= ik begrijp het nog niet, 4= ik begrijp het helemaal
14

Slide 30 - Poll

Slide 31 - Slide