Spelling 1.9 oefenen

1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Deze les
                                                         Doel
Je kunt de werkwoordsvormen (pv, vd, bnw) correct spellen.
Je kunt de leestekens (komma, dubbele punt en puntkomma) op de juiste plek in de zin zetten.  
Planning:
Wisbordjes huiswerk (groepjes) -> Check: wat weet je/doe je goed?
extra uitleg/ zelfstandig werken
Afsluiting

Slide 2 - Slide

Groepjes van 3-4 
Pak je huiswerk erbij:
Je krijgt steeds 15 seconden om het goede antwoord op te schrijven met je groepje.
Je mag heel zachtjes overleggen, ondertussen corrigeer je waar nodig je huiswerk!
timer
0:15

Slide 3 - Slide

3. Verbind….. jij die wond zelf?
A
verbind
B
verbindt
C
verbindt

Slide 4 - Quiz

5. Wor.. je buurman snel boos?
A
Wordt
B
word

Slide 5 - Quiz

6. Dat boek wemel… van de fouten (wemelen)
A
wemeldt
B
wemeld
C
wemelt

Slide 6 - Quiz

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde

Slide 7 - Quiz

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind
C
Vint
D
Vintd

Slide 8 - Quiz

Aan het begin van het jaar (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 9 - Quiz

Toen hij gisteren niet (antwoorden) (verzuchten) ik dat ik er nu echt klaar mee ben.
A
antwoorde- verzuchtte
B
antwoordde, verzuchtte
C
antwoordde-verzuchte
D
antwoorde-verzuchte

Slide 10 - Quiz

Welke drie dingen heb je geleerd tijdens deze les?

Slide 11 - Open question

Welke dingen begreep je nog niet zo goed?

Slide 12 - Open question

Werkwoordspelling 1.9

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Ezelsbruggetje 
Twijfel je ? 
Vervang het werkwoord dan door 'smurfen' 

Hij ...... (vinden) de nieuwe FIFA vet. 

Is het 'hij vind' of 'hij vindt' ?
Hij smurft --> hij vindt


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

REGELS verleden tijd

bij zwakke (onregelmatige) werkwoorden


- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)

moet gebruiken (langer maken)

- Gebruik een ezelsbruggetje als je

het niet (zeker) weet

Slide 18 - Slide

'T SeXy FoKSCHaaP / 'T KoFSCHiP X/ XTC KoFFieSHoP

Om te weten of je bij een zwak werkwoord in de verleden tijd nu de(n) of te(n) moet schrijven, gebruik je 't sexy fokschaap

1.  hele werkwoord -en = stam : branden / surfen
 2. laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap?: brand / surf
 3. nee: de(n): de(n)
 4. ja: te(n): te(n)
 5. ik-vorm van werkwoord + uitgang : brandde(n) / surfte(n)

Slide 19 - Slide

PV VT: de(n) of te(n)?

Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen


  1.  hele werkwoord -en  = stam verhuizen
  2.  laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap?: nee
  3.  dus de(n)
  4.  ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

1.9 Leestekens herhaling (p. 74)
punt                                  vraagteken                            uitroepteken

komma=> opsomming, tussen twee pv's, tussen bn
Ik houd van pizza, patat, poffertjes en pannenkoeken.
Als je veel oefent, word je een betere speller.
Een grote, mooie, rode ballon.

Slide 22 - Slide

1.9 Leestekens nieuw (p. 75)

Dubbele punt :
  1. opsomming
  2. uitleg/voorbeeld
  3. citaat

Slide 23 - Slide

Aanhalingstekens
  • citeren (letterlijk opschrijven wat iemand zegt)

'Hoi,' zei het meisje toen ze Kevin zag staan.

Kevin zei: 'Hallo.'

Na een : altijd een kleine letter,  behalve bij citaat of naam erna.

kleine letter bij: opsomming en uitleg/voorbeeld

Slide 24 - Slide

Nieuw: puntkomma
  • Alsof er een voegwoord zou staan.
Frank was te laat, want zijn fiets bleek gestolen.
Frank was te laat; zijn fiets bleek gestolen.

  • Onderdelen opsomming onderscheiden.
Nog te doen: huiswerk voor Nederlands, Engels en Frans; broek, shirt en slippers ophalen.

Slide 25 - Slide

Zelfstandig werken/huiswerk
Maken
Spelling 1.9 Talent
Opdracht 11 in tweetallen

Als je daar mee klaar bent, maak je opdracht 12

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Einde les
Lesdoelen behaald?

Slide 28 - Slide