This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Deze les
Doel Je kunt de werkwoordsvormen (pv, vd, bnw) correct spellen.
Je kunt de leestekens (komma, dubbele punt en puntkomma) op de juiste plek in de zin zetten. Planning: Wisbordjes huiswerk (groepjes) -> Check: wat weet je/doe je goed?
extra uitleg/ zelfstandig werken Afsluiting
Slide 2 - Slide
Groepjes van 3-4
Pak je huiswerk erbij:
Je krijgt steeds 15 seconden om het goede antwoord op te schrijven met je groepje.
Je mag heel zachtjes overleggen, ondertussen corrigeer je waar nodig je huiswerk!
timer
0:15
Slide 3 - Slide
3. Verbind….. jij die wond zelf?
A
verbind
B
verbindt
C
verbindt
Slide 4 - Quiz
5. Wor.. je buurman snel boos?
A
Wordt
B
word
Slide 5 - Quiz
6. Dat boek wemel… van de fouten (wemelen)
A
wemeldt
B
wemeld
C
wemelt
Slide 6 - Quiz
Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde
Slide 7 - Quiz
Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind
C
Vint
D
Vintd
Slide 8 - Quiz
Aan het begin van het jaar (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden
Slide 9 - Quiz
Toen hij gisteren niet (antwoorden) (verzuchten) ik dat ik er nu echt klaar mee ben.
A
antwoorde- verzuchtte
B
antwoordde, verzuchtte
C
antwoordde-verzuchte
D
antwoorde-verzuchte
Slide 10 - Quiz
Welke drie dingen heb je geleerd tijdens deze les?
Slide 11 - Open question
Welke dingen begreep je nog niet zo goed?
Slide 12 - Open question
Werkwoordspelling 1.9
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Ezelsbruggetje
Twijfel je ?
Vervang het werkwoord dan door 'smurfen'
Hij ...... (vinden) de nieuwe FIFA vet.
Is het 'hij vind' of 'hij vindt' ? Hij smurft --> hij vindt
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
REGELS verleden tijd
bij zwakke (onregelmatige) werkwoorden
- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)
moet gebruiken (langer maken)
- Gebruik een ezelsbruggetje als je
het niet (zeker) weet
Slide 18 - Slide
'T SeXy FoKSCHaaP / 'T KoFSCHiP X/ XTC KoFFieSHoP
Om te weten of je bij een zwak werkwoord in de verleden tijd nu de(n) of te(n) moet schrijven, gebruik je 't sexy fokschaap
1. hele werkwoord -en = stam : branden / surfen
2. laatste letter van de stam in 'tsexy fokschaap?: brand / surf
3. nee: de(n): de(n)
4. ja: te(n): te(n)
5. ik-vorm van werkwoord + uitgang : brandde(n) / surfte(n)
Slide 19 - Slide
PV VT: de(n) of te(n)?
Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen
hele werkwoord -en = stam : verhuizen
laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap?: nee
dus de(n)
ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Video
1.9 Leestekens herhaling (p. 74)
punt vraagteken uitroepteken
komma=> opsomming, tussen twee pv's, tussen bn
Ik houd van pizza, patat, poffertjes en pannenkoeken.
Als je veel oefent, word je een betere speller.
Een grote, mooie, rode ballon.
Slide 22 - Slide
1.9 Leestekens nieuw (p. 75)
Dubbele punt :
opsomming
uitleg/voorbeeld
citaat
Slide 23 - Slide
Aanhalingstekens
citeren (letterlijk opschrijven wat iemand zegt)
'Hoi,' zei het meisje toen ze Kevin zag staan.
Kevin zei: 'Hallo.'
Na een : altijd een kleine letter, behalve bij citaat of naam erna.
kleine letter bij: opsomming en uitleg/voorbeeld
Slide 24 - Slide
Nieuw: puntkomma
Alsof er een voegwoord zou staan.
Frank was te laat, want zijn fiets bleek gestolen.
Frank was te laat; zijn fiets bleek gestolen.
Onderdelen opsomming onderscheiden.
Nog te doen: huiswerk voor Nederlands, Engels en Frans; broek, shirt en slippers ophalen.