Basisstof 2, chromosomen, genen en eiwitten, m2c

Maandag 25 mei, 10.45 uur, m2c
1.  Aanwezigheidscontrole 
2. HW  basisstof 1
3. Uitleg basisstof 2 (houd je werkboek erbij of je digitale methode)
4. Samenvattend


HW voor donderdag 28 mei, 10.45 uur:
Lezen basisstof 2, blz. 12 t/m 14, boek b. Maken opd. 6 t/m 9.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Maandag 25 mei, 10.45 uur, m2c
1.  Aanwezigheidscontrole 
2. HW  basisstof 1
3. Uitleg basisstof 2 (houd je werkboek erbij of je digitale methode)
4. Samenvattend


HW voor donderdag 28 mei, 10.45 uur:
Lezen basisstof 2, blz. 12 t/m 14, boek b. Maken opd. 6 t/m 9.

Slide 1 - Slide

Basisstof 2, chromosomen, genen en eiwitten
  1. Wat is een gen?
  2. Hoe worden genen gebruikt om eiwitten te maken?
  3. Waarom zitten er in een lichaamscel meer chromosomen dan in een geslachtscel?

Slide 2 - Slide

Genotype
Fenotype
Al de zichtbare eigenschappen van een organisme (het uiterlijk)
De complete informatie voor al de erfelijke eigenschappen van een organisme

Slide 3 - Drag question

Chromosomen
  • Bij de mens 46 in iedere celkern
  • 22x twee dezelfde
  • Het 23ste paar zijn de geslachtschromosomen
  • Van elk paar komt er een van de vader en een van de moeder, behalve bij de ...
Al de chromosomen in één cel bevat het complete bouwplan van een organisme.

Slide 4 - Slide

Geslachtscellen (eicellen en zaadcellen)
In geslachtscellen komen chromosomen niet in paren voor maar enkelvoudig.


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Genen
  • Gen: een deel van een chromosoom met de informatie voor één erfelijke eigenschap, bijv. oogkleur
  • Elk chromosoom bevat meerdere genen
  • Alle genen in een celkern samen vormen het genotype
Dit is het antwoord op vraag 1, van opdracht 6a.
Dit is het antwoord op vraag 2 van opdracht 6a. 

Slide 7 - Slide

Genen
  • Elk bandje op een chromosoom kun je zien als een gen 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Opdracht 8a:
  • Welke van deze chromosomen vormen een chromosomenpaar? Leg je antwoord uit.
  • De chromosomen 1 en 4, omdat in deze chromosomen op dezelfde plaats een gen ligt voor dezelfde erfelijke eigenschap.

Slide 10 - Slide

Opdracht 8b
  • In welke cel zijn de chromosomen en genen juist getekend? Leg je antwoord uit.
  • In cel 3, omdat in deze cel de chromosomen met dezelfde vorm genen hebben voor dezelfde erfelijke eigenschappen.

Slide 11 - Slide

Opdracht 9

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Samenvattend

Slide 14 - Slide

1 (4). Hoeveel chromosomen heeft een menselijke lichaamscel?
A
23
B
23 paar
C
46
D
46 paar

Slide 15 - Quiz

2 (4). Hoeveel genen voor één erfelijke eigenschap zijn er aanwezig in een lichaamscel en in een geslachtscel?
Dit is het antwoord op vraag 1 en 2 van opdracht 7a.
A
lichaamscel: 46 geslachtscel: 23
B
lichaamscel: 22.333 geslachtscel: 11.166
C
lichaamscel: 2 geslachtscel: 1

Slide 16 - Quiz

3 (4). Komen de genen in een bevruchte eicel enkelvoudig voor of in paren?
Dit is het antwoord van vraag 3 in opdracht 7a. 
A
Enkelvoudig
B
Paren

Slide 17 - Quiz

4 (4). Zijn de genen in een witte bloedcel gelijk aan de genen in een maagwandcel van dezelfde persoon, of zijn ze verschillend?
Dit is het antwoord op vraag 4 van opdracht 7a. 
A
Gelijk
B
Verschillend

Slide 18 - Quiz