BIO - 4H - Thema 5 Quiz

Aan de slag
Individueel
Stilte
10 minuten
Maak de opdrachten van 5.6

Klaar? Maak de samenhang en de examentrainer van thema 5

timer
1:00
1 / 51
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Aan de slag
Individueel
Stilte
10 minuten
Maak de opdrachten van 5.6

Klaar? Maak de samenhang en de examentrainer van thema 5

timer
1:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

De Regeling Quiz

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Het bloedsuikerspiegel van mensen zit tussen de 4,0 en 6,0 mmol/l. Dit is een voorbeeld van:
A
Normwaarde
B
Dynamisch evenwicht
C
Regelkring
D
Feedback

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de normwaarde bij het voorbeeld van de verwarming?
A
De hoeveelheid die je stookt
B
Het verbruik van gas
C
De gewenste kamertemperatuur
D
Het controlecentrum

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Hypofyse
Hormoon
Hormoon
Bloed

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Is de regeling van de lichaamstemperatuur positieve of negatieve terugkoppeling?
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Kijk in Binas tabel 89A. Uit welke twee delen bestaat de hypofyse?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Binas 89A. Welke hormonen worden NIET door de hypofyse gemaakt?
A
LPH en LTH
B
oxytocine en ADH
C
FSH en LH
D
GRH en CRH

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Binas 89A. Wat is de volledige naam van het hormoon GH?

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Binas 89A. Wat is de functie van FSH bij mannen?
A
vorming van zaadcellen
B
geen functie - mannen hebben geen FSH
C
afgifte van oestradiol
D
follikelgroei

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

In welk orgaan liggen de Eilandjes van Langerhans?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Hypofyse
Schildklier
Bijnieren
Eilandjes van langerhans
Teelballen

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Cellen in de alvleesklier 
die hormonen maken
Stoffen in het bloed die de werking van bepaalde organen regelen
Hormoon dat in de 
bijnieren wordt gemaakt
Klieren die adrenaline maken
Orgaanstelsel in het lichaam dat uit een aantal hormoonklieren bestaat
eilandjes van Langerhans
hormonen
adrenaline
hormoonstelsel
bijnieren

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Welke twee hormonen maken de eilandjes van Langerhans

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Zorgt insuline ervoor dat de bloedsuikerspiegel daalt of stijgt?
A
Daalt
B
Stijgt

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Waar bevinden zich cellen met receptoren voor epo?
A
in het beenmerg
B
in de bijnieren
C
in de lever
D
in de nieren

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Alvleesklier
Glucose
Glycogeen
Insuline
Glucagon
Bloedsuikerpsiegel gaat omlaag
Bloedsuikerpsiegel gaat omhoog
Lever

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Dendriet
Cellichaam
Kern
Axon
Myelineschede
Synaps

Slide 18 - Drag question

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen een prikkel en een impuls? (kies 2 antwoorden)
A
Een prikkel is informatie uit de omgeving
B
Een impuls is informatie uit de omgeving
C
Een prikkel is een elektrisch stroompje
D
Een impuls is een elektrisch stroompje

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welke type zenuwcel ligt volledig in het centrale zenuwstelsel?
A
Sensorische zenuwcellen
B
Schakel zenuwcellen
C
Motorische zenuwcellen

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Welke soort
zenuwcel bevindt bij 1?
A
Sensorische zenuwcel
B
Motorische zenuwcel
C
Schakelcel
D
Zowel sensorisch als motorisch

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet de zenuwcel waar de bewegingsinformatie naar toe wordt gestuurd?
A
sensorische zenuwcel
B
schakelcel
C
Motorische zenuwcel
D
gevoelszenuwcel

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Welk type zenuwcel zorgt ervoor dat spieren aangestuurd worden?
A
Bewegingszenuwcel (motorisch)
B
Gevoelszenuwcel (sensorisch)

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welk deel van een zenuwcel leidt impulsen van het cellichaam af?
A
Dendriet
B
Axon

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Welk type zenuwcel vervoert de impulsen vanaf de zintuigen naar het centrale zenuwstelsel?
A
Schakelcel
B
Gevoelszenuwcel
C
Bewegingszenuwcel
D
Spiercel

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Hersenen
Ruggenmerg
Centrale zenuwstelsel
Zenuwstelsel
Perifere zenuwstelsel

Slide 26 - Drag question

This item has no instructions

Centrale zenuwstelsel
Grote hersenen
Hersenstam
Kleine hersenen 
Ruggenmerg

Slide 27 - Drag question

This item has no instructions


Nummer 4 is:
A
axon
B
cellichaam
C
dendriet
D
synaps

Slide 28 - Quiz

Referentie:
http://www.homeopathienetwerk.nl/wp-content/uploads/Zenuwcel_klein-300x180.jpg
Hoe heten de onderdelen 1 en 5?
A
1 = axon 5 = myelineschede
B
1= dendriet 5 = axon
C
1 = dendriet 5 = myelineschede
D
1 = cellichaam 5 = synaps

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat is waar over synapsen
A
Een synaps is een soort zenuwcel
B
Een synaps zorgt voor eenrichtingsverkeer van impulsen
C
Alleen motorische zenuwcellen hebben synapsen
D
Een synaps is alleen betrokken bij reflexen

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Bewegings-
zenuwcel
Schakelcel
Gevoels-
zenuwcel

Slide 31 - Drag question

This item has no instructions

Binas 88A
Receptor
Effector
schakelcel
bewegings- zenuwcel
gevoels- zenuwcel

Slide 32 - Drag question

This item has no instructions

In welk deel van de hersenen ligt het centrum dat de hartslagfrequentie regelt en via welk deel van het autonome zenuwstelsel wordt de hartslag verlaagd?
A
Hersenstam - orthosympatisch
B
Hersenstam - parasympathisch
C
Kleine hersenen - orthosympatisch
D
Kleine hersenen - parasympatisch

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Zijn de hersenen onderdeel van reflexbogen?
A
Ja
B
Nee

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Welk deel is 's nachts het meest actief?
A
Orthosympatisch
B
Parasympatisch

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Welk deel is het meest actief als er adrenaline aanwezig is?
A
Orthosympatisch
B
Parasympatisch

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Tot welk deel van het zenuwstelsel behoort een bewegingszenuwcel die deel uitmaakt van de reflexboog waardoor je je hand terugtrekt als je iets heets aanraakt?
A
Autonome (vegetatieve) zenuwstelsel
B
Animale zenuwstelsel

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Hartritme wordt beïnvloed door het animale zenuwstelsel.
A
juist
B
onjuist

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Het autonome zenuwstelsel regelt gewilde bewegingen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Reflexmatig handelen is onbewust handelen dus behoort tot het autonome zenuwstelsel
A
goed
B
fout

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

In de tekening zie je het ruggenmerg van binnen.
in het ruggenmerg vind je vooral:

A
schakel - en bewegingszenuwcellen
B
schakelzenuwcellen
C
schakel- en gevoelszenuwencellen

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Wat beschermt het ruggenmerg?
A
Wervels
B
Zenuwen
C
Spieren
D
Wervelkolom

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

De afbeelding is een
doorsnede van
de ruggenmerg.
De ruggenmerg hoort
bij het...
A
Centrale zenuwstelsel
B
De hersenen
C
De zenuwen

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Welk nummer is de grijze stof?
A
Nummer 1
B
Nummer 5
C
Nummer 8
D
Nummer 9

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Wat ligt er in de grijze stof?
A
Alleen cellichamen van schakelcellen
B
Alleen cellichamen van bewegingszenuwcellen
C
Cellichamen van schakelcellen en bewegingszenuwcellen
D
Cellichamen van alle zenuwcellen

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Waardoor is de grijze stof grijs?
A
Kleur van de myeline
B
Kleur van de cellichamen van neuronen
C
Kleur van de gliacellen
D
Kleur van weefselvocht

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Als je veel alcohol drinkt, wordt je coördinatie minder. Op welk deel van je hersenen heeft alcohol blijkbaar vooral invloed?
A. grote hersenen / B. kleine hersenen
C. hersenstam / D. hersenschors
A
grote hersenen
B
kleine hersenen
C
hersenstam
D
hersenschors

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions

Iemand krijgt een hersenbloeding in het bewegingscentrum van zijn rechter hersenhelft. Welke symptomen heeft deze persoon?

A
Voelt niks aan de rechterzijde van zijn lichaam
B
Kan niet bewegen aan de linkerzijde van zijn lichaam
C
Kan niet bewegen aan de rechterzijde van zijn lichaam
D
Voelt niks aan de linkerzijde van zijn lichaam

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

Wat ligt in de grijze stof in de hersenen?
A
Cellichamen
B
Uitlopers

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

Zijn de hersenen onderdeel van reflexbogen?
A
Ja
B
Nee

Slide 50 - Quiz

This item has no instructions

Welk deel is het meest actief als er adrenaline aanwezig is?
A
Orthosympatisch
B
Parasympatisch

Slide 51 - Quiz

This item has no instructions