H 1.2 Politieke stromingen

Politieke stromingen
Staatsinrichting van Nederland
Laptop en boek/ schrift en pen op de tafel
Tas op de grond
Welkom
1 / 29
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Politieke stromingen
Staatsinrichting van Nederland
Laptop en boek/ schrift en pen op de tafel
Tas op de grond
Welkom

Slide 1 - Slide

Terugblikken

Uitleg 1.2 A+B

Aan de slag

Korte pauze

Uitleg 1.2 C

Aan de slag

Afsluiten
Vandaag

Slide 2 - Slide

...uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden 
en dat de liberalen de macht hadden.

...beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie

...uitleggen hoe politieke stromingen zich onderling 
steeds meer gingen onderscheiden.
Aan het einde van deze les kan ik

Slide 3 - Slide

Nederland werd in 1813 een constitutionele monarchie: een koninkrijk met een grondwet.
De ministers luisterden naar de koning, het parlement had weinig te zeggen.
Kortom: De koning had veel macht.

In 1848 kwam er een nieuwe grondwet, geschreven door Thorbecke. De koning had bijna geen macht meer:
 
De koning werd onschendbaar en er kwam ministeriële verantwoordelijkheid
Nederland werd een parlementaire democratie
Het werd pas duidelijk dat de koning geen macht meer had door de Luxemburgse kwestie

Terugblik

Slide 4 - Slide

Constitutionele Monarchie
Republiek
Allebei
Koning
Stemrecht
Keizer
Alleenheerser
President
NL 1815
NL nu
Gekozen staatshoofd

Slide 5 - Drag question

Deze vraag gaat over democratie in Nederland:

Deze paragraaf gaat over het ontstaan van een parlementair stelsel en de toename van volksinvloed. Het verhaal van de aankomst in Scheveningen past hier niet zo goed bij, want:
A
Willem Frederik had aan de Britse regering gevraagd of hij Nederland mocht besturen na de verdrijving van de Fransen.
B
Willem Frederik regeerde meer dan een kwart eeuw autoritair.
C
Willem Frederik was verrast door de massale blijheid over zijn terugkeer.
D
Geen van e genoemde antwoorden is juist.

Slide 6 - Quiz

Koninkrijk met een grondwet
Staat waarin de burger via de Eerste en Tweede Kamer invloed heeft
Constitutionele monarchie
Parlementaire democratie

Slide 7 - Drag question

Na de Luxemburgse kwestie werd duidelijk dat
A
koning Willem III moeite had te leven met '1848'
B
de regering niet meer deed wat de koning wilde
C
het parlement haar zin doordreef
D
koning Willem I minder macht had

Slide 8 - Quiz

Hoofdrolspeler in de Luxemburgse kwestie was...
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III
D
Willem IV

Slide 9 - Quiz

Grondwet 1814
Grondwet 1848
Eerste kamer wordt gekozen door de provincies
Willem II
constitutionele monarchie 
parlementaire constitutionele monarchie
Eerste kamer wordt gekozen door de koning
Willem I

Slide 10 - Drag question

§1.2
Politieke stromingen
A
Een liberaal parlement
Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
B
Sociale kwestie en schoolstrijd
Leerdoel:
Je kan beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
Begrippen:
industriële revolutie
verstedelijking
sociale kwestie
C
Stromingen organiseren zich
Leerdoel:
Je kan uitleggen hoe politieke stromingen zich onderling steeds meer gingen onderscheiden.
Begrippen:
emancipatie
verzuiling
 
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
 
sociale wetten
schoolstrijd

Slide 11 - Slide

Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement
 
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
Bron 1 Doorlopen, heren!’. De rijke mannen rechts (met de hoeden) mogen het stembureau binnen gaan. De arbeiders links (met de platte petten) worden weggestuurd. (Tekening uit 1895.)

Slide 12 - Slide

§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement
Stroming
Kernwoord
Kern
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij. 

Liberalen willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien 
met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Arbeiders. 

Socialisten vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen met wetten en regels.
Confessionalisme
Geloof
Gelovigen

Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken
De protestanten werden ook wel de kleine luyden genoemd

Slide 13 - Slide

  • Vanaf 1848: NL een parlementaire democratie. Een bestuursvorm waarin de macht ligt bij een parlement dat gekozen wordt door de burgers.

Maar;
  • censuskiesrecht: kiesrecht waarbij alleen mensen die een bepaald bedrag aan belasting betaalden, mochten stemmen
  • Vrouwen: geen stemrecht
  • Veel rijke mannen stemden op liberalen ->  liberalen hadden de macht in het parlement
  • De socialisten wilden algemeen kiesrecht

§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement

Slide 14 - Slide

Gevolgen industriële revolutie:
  • Verstedelijking
  • De sociale kwestie
Leerdoel:
Je kan beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
Begrippen:
industriële revolutie
verstedelijking
sociale kwestie
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
 
sociale wetten
schoolstrijd

Slide 15 - Slide

Protestanten, katholieken, socialisten en liberalen waren het niet eens over het censuskiesrecht. Maar zij dachten ook over andere onderwerpen heel verschillend, bijvoorbeeld armoede en onderwijs.

Gevolgen industriële revolutie:
  • Verstedelijking;
  • De sociale kwestie
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd

Slide 16 - Slide

Verstedelijking:
  • Veel arme mensen trokken naar de fabriek voor werk
  • Gevolg: ontstaan steden. Dit noem je verstedelijking

§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd

Slide 17 - Slide

De verslechtering van leef- en werkomstandigheden werd de sociale kwestie genoemd:
  • Lage lonen
  • Massale werkloosheid
  • Vrouwen- en kinderarbeid
  • Slechte woonomstandigheden
  • Slechte werkomstandigheden


§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd

Slide 18 - Slide

Er waren nog weinig wetten om arme arbeiders te helpen. Dit soort wetten noem je sociale wetten.

De enige wet die er was:
armenwet 1854

  • Socialisten: Maak meer sociale wetten om armen te helpen.

  • Liberalen: Tegenstander van dit soort wetten. Regering moet zich niet bemoeien met burgers. 

  • Confessionelen: God had rijk en arm bepaald. Wetten waren dus niet nodig.


§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd

Slide 19 - Slide

Schoolstrijd: conflict over onderwijs
De politieke ruzie over de vraag wie het bijzonder onderwijs moest betalen.

Twee soorten scholen
Openbaar onderwijs:
 > Betaald door de staat
 > Voor iedereen

Bijzonder (gelovig) onderwijs;
 > Niet betaald door de staat
 > voor katholieken en protestanten

Confessionelen vonden dat Bijzonder onderwijs ook betaald moest worden door de overheid
Liberalen en socialisten wilden dit niet -> gelijkheid, geloven doe je thuis

§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd

Slide 20 - Slide

Aan de slag!
timer
10:00
Tekst
Wat?           1.2  opdracht 1 t/m 10
Hoe lang? 15 minuten 
Vragen?     Kom naar me toe
Klaar?         Laat het mij zien

Slide 21 - Slide

Welke politieke stroming past bij de uitleg?
Uitleg
Politieke stroming
Politieke groep die vind dat ieder mens zoveel mogelijk vrijheid moet hebben.
Politieke stroming die het verschil tussen arm en rijk wil verkleinen door sociale wetten.
Politieke groep waarbij mensen hun ideeën over politiek, onderwijs etc. baseren op hun godsdienst
timer
1:00
Liberalen
Sociaaldemocraten
Confessionelen

Slide 22 - Drag question

Bekijk de print screen van 2:50.
Sleep de politieke stromingen naar de juiste plek:
Hierna: quizvraag
Confessionelen
Socialisten
Feministen
Liberalen

Slide 23 - Drag question

Situatie 2e helft 19e eeuw:
  • Liberalen aan de macht. 
  • Arme burgers voelen zich achtergesteld
  • Burgers streven naar gelijke rechten: emancipatie
Leerdoel:
Je kan uitleggen hoe politieke stromingen zich onderling steeds meer gingen onderscheiden.
Begrippen:
emancipatie
verzuiling
§1.2
Politieke stromingen
C
DeBoze burgers
Stromingen organiseren zich

Slide 24 - Slide

Ontstaan verzuiling:
  • Protestanten gaan eigen scholen, ziekenhuizen en politieke partijen oprichten om het leven van hun groep te verbeteren.
    Zij willen achterban beschermen tegen 'verkeerde' ideeën

  • Socialisten volgen. 
Zij wilden kiesrecht en sociale wetten voor arbeiders

  • Katholieken volgen ook
wilden einde aan discriminatie. 

Nederland kwam in de verzuiling:
  • Eigen scholen
  • Eigen verenigingen
  • Eigen vakbonden
  • Eigen media (krant, radio van 1920)
§1.2
Politieke stromingen
C
DeBoze burgers
Stromingen organiseren zich

Slide 25 - Slide

timer
0:05

Om op te komen voor hun belangen, richtten de stromingen elk eigen politieke partijen op. Deze partijen moet je (her)kennen:
 Schema overnemen en invullen. Gebruik blz. 20



§1.2
Politieke stromingen
C
DeBoze burgers
Stromingen organiseren zich
Stroming
Partijnaam
Personen
Opgericht
Protestanten
Liberalen
nvt
Socialisten
(sociaal-democraten)
Katholieken

Slide 26 - Slide

Om op te komen voor hun belangen, richtten de stromingen elk eigen politieke partijen op. Deze partijen moet je (her)kennen:


§1.2
Politieke stromingen
C
DeBoze burgers
Stromingen organiseren zich
Stroming
Partijnaam
Personen
Opgericht
Protestanten
Antirevolutionaire partij (ARP)
Abraham Kuypers
1879
Liberalen
Liberale Unie
nvt
1885
Socialisten
(sociaal-democraten)
 Sociaal-democratische arbeiderspartij (SDAP)
Pieter Jelles Troelstra
1894
Rooms-Katholieken
Rooms-Katholieke Staatspartij
(RKSP)
Herman Schaepman
1926

Slide 27 - Slide

Aan de slag!
timer
10:00
Tekst
Wat?           1.2  ABC opdracht 1 t/m 16
Hoe lang? 15 minuten 
Vragen?     Kom naar me toe
Klaar?         Laat het mij zien

Slide 28 - Slide

Je mocht in Nederland alleen stemmen als je rijk genoeg was. Dit noemen we het censuskiesrecht.
Vrouwen mochten sowieso niet stemmen.
De liberalen hadden de macht in het parlement. De socialisten wilden dit anders.
Zij wilden algemeen kiesrecht

De opkomst van de industriële revolutie zorgde voor veranderingen in de maatschappij: verstedelijking en de sociale kwestie. Voorbeelden zijn lage lonen, massale werkloosheid, kinderarbeid en slechte woon- en werkomstandigheden. Er waren nog maar weinig sociale wetten die de armen konden helpen.

Een belangrijk conflict tussen liberalen, socialisten en confessionelen was de schoolstrijd

De burgers willen in de tweede helft van de 19e eeuw meer gelijke rechten. Dit noem je emancipatie. Om dit voor elkaar te krijgen gaan burgers samenwerken. Hierdoor raakt de samenleving verdeeld in groepen: de verzuiling.
Afsluiting

Slide 29 - Slide