VT les 2

Kies het juist woord in de verleden tijd!
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Kies het juist woord in de verleden tijd!

Slide 1 - Slide

Sterke

werkwoorden


hebben de

KRACHT

om in de verleden tijd

van klank te veranderen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat is de verleden tijd van het werkwoord 'kopen'?
A
koopt
B
kope
C
kocht
D
koop

Slide 4 - Quiz

Hoe vervoeg je het werkwoord 'maken' in de verleden tijd?
A
maakte
B
maak
C
makt
D
maaken

Slide 5 - Quiz

Wat is de juiste verleden tijd van 'werken'?
A
werkde
B
werkte
C
werk
D
werkt

Slide 6 - Quiz

Welke vorm is de verleden tijd van 'lopen'?
A
liep
B
lape
C
loopt
D
loop

Slide 7 - Quiz

Hoe vervoeg je het werkwoord 'slapen' in de verleden tijd?
A
slaap
B
slapde
C
slaapt
D
sliep

Slide 8 - Quiz

De koeien-------------(grazen, vt) in het weiland.
A
graaste
B
graasde
C
grazen
D
graasden

Slide 9 - Quiz

Jasper ------------(klunzen, vt) met zijn schoenveters.
A
klunst
B
klunsd
C
klunsde
D
klunste

Slide 10 - Quiz

Jan-Willem -----------(schroeven, vt) het plankje aan de muur
A
schroefde
B
schroefte
C
schroeften
D
schroefden

Slide 11 - Quiz

Annemiek ---------(handhaven, vt) haar basisplek in het voetbalteam.
A
handhaafte
B
handhaafde
C
handhaaften
D
handhaafden

Slide 12 - Quiz

Annie ------------(erven, vt) het huis van haar oma.
A
erfde
B
erfte
C
erfden
D
erften

Slide 13 - Quiz

Gisteren -----------(hozen, vt) het echt gigantisch.
A
hooste
B
hoosde
C
hoosten
D
hoosden

Slide 14 - Quiz

Daniël ---------------(kneuzen, vt) al zijn ribben bij het ongeluk
A
kneuste
B
kneusten
C
kneusde
D
kneusden

Slide 15 - Quiz

Sascha ------- (bestellen, vt) een hoop nieuwe kleren

Slide 16 - Open question

Dave -------(ruiken, vt) niet zo lekker na het sporten

Slide 17 - Open question

Lisa ------- (voetballen, vt) mee tijdens de training

Slide 18 - Open question

Henk ----- (zijn, vt) niet aanwezig bij de bespreking.

Slide 19 - Open question

De katten ------- (vluchten, vt) voor de hond.

Slide 20 - Open question

Nadia ------- (rennen, vt) weg voor de grote witten rups

Slide 21 - Open question

Schrijf zelf een zin in de verleden tijd!
(springen)

Slide 22 - Open question

Schrijf zelf een zin in de verleden tijd!
(praten)

Slide 23 - Open question

Vul in
Ik weet hoe ik WW in de verleden tijd kan schrijven
Ik weet VAAK hoe ik WW in VT kan schrijven
Ik kan er nog wel wat meer voor oefenen

Slide 24 - Poll