Werkwoordspelling les 2 POIB

Kies het juist woord in de verleden tijd!
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Kies het juist woord in de verleden tijd!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat is de juiste verleden tijd van 'werken'?
A
werkde
B
werkte
C
werk
D
werkt

Slide 3 - Quiz

De koeien-------------(grazen, vt) in het weiland.
A
graaste
B
graasde
C
grazen
D
graasden

Slide 4 - Quiz

Jasper ------------(klunzen, vt) met zijn schoenveters.
A
klunst
B
klunsd
C
klunsde
D
klunste

Slide 5 - Quiz

Jan-Willem -----------(schroeven, vt) het plankje aan de muur
A
schroefde
B
schroefte
C
schroeften
D
schroefden

Slide 6 - Quiz

Annie ------------(erven, vt) het huis van haar oma.
A
erfde
B
erfte
C
erfden
D
erften

Slide 7 - Quiz

Gisteren -----------(hozen, vt) het echt gigantisch.
A
hooste
B
hoosde
C
hoosten
D
hoosden

Slide 8 - Quiz

Daniël ---------------(kneuzen, vt) al zijn ribben bij het ongeluk
A
kneuste
B
kneusten
C
kneusde
D
kneusden

Slide 9 - Quiz

Sascha ------- (bestellen, vt) een hoop nieuwe kleren

Slide 10 - Open question

Lisa ------- (voetballen, vt) mee tijdens de training

Slide 11 - Open question

De katten ------- (vluchten, vt) voor de hond.

Slide 12 - Open question

Nadia ------- (rennen, vt) weg voor de grote witten rups

Slide 13 - Open question

Schrijf zelf een zin in de verleden tijd!
(praten)

Slide 14 - Open question

Vul in
Ik weet hoe ik WW in de verleden tijd kan schrijven
Ik weet VAAK hoe ik WW in VT kan schrijven
Ik kan er nog wel wat meer voor oefenen

Slide 15 - Poll