This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Geluid
Paragraaf 7.1: Geluid maken en horen
Slide 1 - Slide
Wat ga je doen?
Deze les gaat over geluid maken en horen. Je gaat deze les theorie bespreken en je sluit de les af met een toets
Slide 2 - Slide
Wat ga je leren?
- Ik kan vertellen wat geluid is.
- Ik kan meerdere geluidsbronnen noemen.
- Ik kan uitleggen hoe geluid zich verplaatst.
- Ik kan uitleggen wat geluidssnelheid is.
Slide 3 - Slide
Wat is geluid nu eigenlijk? Ga eerst voor jezelf bedenken wat geluid is en schrijf het op.
Slide 4 - Open question
Geluidsbronnen
Een voorwerp dat geluid maakt, noem je een geluidsbron.
Slide 5 - Slide
geluidsbronnen
Slide 6 - Mind map
Hoe werkt geluid?
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Welk onderdeel van een speaker gaat trillen bij geluid?
A
de kast
B
de conus
C
de lucht
D
de spoel
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Video
Welke onderdeel van je oor gaat er trillen bij geluid?
A
oorschelp
B
hamer
C
oorlel
D
trommelvlies
Slide 11 - Quiz
Demonstratie stemvork
Slide 12 - Slide
Hoe snel gaat geluid?
Geluid heeft tijd nodig om zich door een stof te verplaatsen. Je merkt dit bijvoorbeeld als het ontweert. Het licht van de bliksem gaat veel sneller dan het geluid. Daardoor hoor je de donder pas als je de bliksem al gezien hebt.
Slide 13 - Slide
Tussen de flits en de donder zit 9 seconden. Hoe ver is de onweer weg?
A
ongeveer 1 km
B
ongeveer 2 km
C
ongeveer 3 km
D
ongeveer 4 km
Slide 14 - Quiz
Toets
Je gaat een toets maken over de lesstof. Je moet minstens 8 vragen goed beantwoorden
Slide 15 - Slide
Welk van onderstaande voorwerpen is geen geluidsbron?
A
Een motor
B
Een oor
C
Een gitaar
D
Een deurbel
Slide 16 - Quiz
Een geluidsbron:
A
zet trillende lucht om in geluid
B
vangt trillingen van de lucht op
C
veroorzaakt trillingen in de lucht
D
is een stof waardoor trillingen zich verplaatsen
Slide 17 - Quiz
Geluid kan zich verplaatsen via:
A
lucht
B
steen
C
water
D
lucht, steen & water
Slide 18 - Quiz
Vul in:
Geluid ontstaat door van een geluidsbron.
Geluid kan zich door lucht verplaatsen, maar ook door een en een vaste stof .
In lucht heeft het geluid een snelheid van ongeveer .
Bij een onweer zie je eerst de bliksem. Het geluid hoor je later. Dat komt doordat licht gaat dan geluid.
Trillingen
Vloeistof
340m/s
sneller
Slide 19 - Drag question
Wat trilt er heen en weer? Aan een gitaar waarop wordt gespeeld
Slide 20 - Open question
Wat trilt er heen en weer? In je keel als je praat
Slide 21 - Open question
Inez laat de bel rinkelen, terwijl ze de lucht onder de stolp wegpompt (zie figuur). Ze hoort het geluid van de bel steeds zachter worden.
Leg uit waardoor dat komt.
Slide 22 - Open question
In de ruimte is geen geluid. Als astronauten aan een ruimtewandeling bezig zijn, praten ze met elkaar via de radio. Waarom is er in de ruimte geen geluid?
A
Er is geen geluidsbron
B
Er is geen ontvanger
C
Er is geen tussenstof
Slide 23 - Quiz
Als de radio stuk is, wordt het voor de astronauten erg lastig om met elkaar te praten. Toch kunnen ze in noodgevallen zorgen dat ze elkaar wel verstaan.
Wat moeten de astronauten in zo'n geval doen om elkaar toch te kunnen verstaan?
A
Schreeuwen
B
Helmen contact met elkaar maken
C
Gebarentaal
D
Liplezen
Slide 24 - Quiz
Iemand staat 500 meter van je af. Je roept zijn naam. Hoe lang duurt het ongeveer voordat het geluid die persoon bereikt?