Dictee B4W4L3

Opfrissen
Woordsoorten
1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Opfrissen
Woordsoorten

Slide 1 - Slide

Doe een ei in een boterhamzakje.

Wat voor soort woord is 'ei'?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Persoonlijk voornaamwoord
D
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 2 - Quiz

Wat is het meervoud van 'ei'?
Schrijf ook het lidwoord er voor.

Slide 3 - Open question

Doe een ei in een boterhamzakje.

Wat voor soort woord is 'in'?
A
Voegwoord
B
Voorzetsel
C
Persoonlijk voornaamwoord
D
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 4 - Quiz

Probeer het ei met één hand kapot te knijpen.

Noem het telwoord.

Slide 5 - Open question

Maak nu een klein barstje in je ei.

Noem het voorzetsel.

Slide 6 - Open question

Maak nu een klein barstje in je ei.

Noem het bezittelijk voornaamwoord.

Slide 7 - Open question

Maak nu een klein barstje in je ei.

Noem het bijvoeglijk naamwoord.

Slide 8 - Open question

Is het gelukt?

Noem het hulpwerkwoord.

Slide 9 - Open question

Is het gelukt?

Noem het voltooid deelwoord.

Slide 10 - Open question

Knijp voor de tweede keer in het ei.

Wat voor soort woord is 'tweede'?
A
Telwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Rangtelwoord
D
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 11 - Quiz

Gaat het nu wel stuk?

Wat voor soort woord is 'het'?
A
Lidwoord
B
Persoonlijk voornaamwoord
C
Telwoord
D
Voegwoord

Slide 12 - Quiz

Opfrissen
Zinsdelen

Slide 13 - Slide

De kracht van het knijpen wordt verdeeld over de hele schaal.

Noem het werkwoordelijk gezegde.

Slide 14 - Open question

Daarom gebruiken architecten vaak ronde vormen.

Noem het onderwerp.

Slide 15 - Open question

Die maken kerken of bruggen over de hele wereld lekker sterk!

Noem het lijdend voorwerp.

Slide 16 - Open question

Die maken kerken of bruggen over de hele wereld lekker sterk!

Noem de bepaling van plaats.

Slide 17 - Open question

Afname dictee
B4W4L3

Slide 18 - Slide

Na het douchen zal Pim zijn pyjama aantrekken.

Wat voor soort zinsdeel is 'zal'?
A
Persoonsvorm
B
Onderwerp
C
Lijdend voorwerp
D
Bepaling van tijd

Slide 19 - Quiz

Na het douchen zal Pim zijn pyjama aantrekken.

Noem het werkwoordelijk gezegde.

Slide 20 - Open question

Na het douchen zal Pim zijn pyjama aantrekken.

Welk zinsdeel is 'Pim'?
A
Persoonvorm
B
Onderwerp
C
Lijdend voorwerp
D
Bepaling van plaats

Slide 21 - Quiz

Na het douchen zal Pim zijn pyjama aantrekken.

Noem het lijdend voorwerp.

Slide 22 - Open question

Na het douchen zal Pim zijn pyjama aantrekken.

Noem de bepaling van tijd.

Slide 23 - Open question

De logé snijdt de cake aan tafel.

Noem de persoonsvorm.

Slide 24 - Open question

De logé snijdt de cake aan tafel.

Noem de het onderwerp.

Slide 25 - Open question

De logé snijdt de cake aan tafel.

Noem het lijdend voorwerp.

Slide 26 - Open question

De logé snijdt de cake aan tafel.

Noem de bepaling van plaats.

Slide 27 - Open question