This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Jullie kunnen het begrip
identificatie gebruiken
Slide 2 - Slide
Identificatie & Groepsidentificatie
identificatie: je herkent kenmerken van jezelf in een ander
''ik identificeer me met jou''
groepsidentificatie: je voelt je verbonden met een groep omdat je dezelfde kenmerken of gewoontes hebt als zij.
''ik identificeer me met jullie''
Slide 3 - Slide
Identificatie & Groepsidentificatie
identificatie: je herkent kenmerken van jezelf in een ander
''ik identificeer me met jou''
groepsidentificatie: je voelt je verbonden met een groep omdat je dezelfde kenmerken of gewoontes hebt als zij.
''ik identificeer me met jullie''
Slide 4 - Slide
Hoe ontstaat een groepsgevoel?
1. De plaats waar je vandaan komt
2. De religie waar je in gelooft
3. Wanneer mensen dezelfde belang of probleem hebben
4. Wanneer mensen dezelfde smaak of interesse hebben
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
De samenleving verandert
De welvaart steeg
Jongeren konden doorleren & hadden meer vrije tijd
Ze zetten zich af tegen de waarden & normen van thuis en van school
De invloed van de kerk werd kleiner
Mensen waren minder onderdeel van een groep: meer als individu
1960 - heden
Individualisering
Persoonlijke vrijheid en ontwikkeling werden belangrijker.
Individualisering: meer vrijheid om je eigen pad te kiezen
Slide 10 - Slide
Polarisatie
Wanneer een groep zich heel erg verbonden voelt met elkaar hebben ze een duidelijk 'wij-gevoel'. Hierbij hoort ook een 'zij'. Dit zorgt soms voor problemen. Bijvoorbeeld: oud/jong, autochtoon/allochtoon, rijk/arm