Herhaling Grammatik K. 4 Voltooid tegenwoordige tijd

Voltooid tegenwoordige tijd
Hebben / zijn + voltooid deelwoord
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voltooid tegenwoordige tijd
Hebben / zijn + voltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

Doel: 
1. Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.
2. Je kunt werkwoorden in het voltooid deelwoord vervoegen.
3. Je weet het verschil tussen een sterk en zwak werkwoord.

Slide 2 - Slide

Hoe maak je in het Nederlands een voltooid deelwoord?

Slide 3 - Open question

Hoe maak je een voltooid deelwoord?

Ge -stam - t / ge-stam-d of ge-stam-en
Gemaakt (zwak)
Gehoord (zwak)
Gekeken (sterk)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Hoe maak je het voltooid deelwoord in het Duits?

Slide 6 - Open question

Hoe maak je het voltooid deelwoord in het Duits?
Het voltooid deelwoord maak je door ge + stam + t toe te passen. 
wohnen - ge+wohn+t = gewohnt
lachen - ge+lach+t = gelacht
lieben - ge+lieb+t = geliebt

Slide 7 - Slide

Wat is een zwak werkwoord?

Slide 8 - Open question

Wat zijn zwakke werkwoorden?
Zwakke werkwoorden krijgen in de verleden tijd -te of -de en het voltooid deelwoord is ge-stam-d of ge-stam-t

Slide 9 - Slide

Wat is een sterk werkwoord?

Slide 10 - Open question

Wat is een sterk werkwoord?
Sterke werkwoorden hebben in de verleden tijd een andere klinker:
roepen - ik riep
Het voltooid deelwoord eindigt op -en
geroepen

Slide 11 - Slide

Kennen Duitsers een Kofschip?

Slide 12 - Open question

Kennen Duitsers een Kofschip?
Nee: voltooide deelwoorden van zwakke werkwoorden krijgen altijd een -t.
De verleden tijd maak je door -te erachter te zetten.
Er is dus geen Kofschip nodig.

Slide 13 - Slide

Samenvatting vervoegen werkwoorden tegenwoordige tijd (feesttenten)
Regelmatig
Stam op s, z of ß
(sisklank)
ich
e
e
du
st
t
er/sie/es man
t
t
wir
en
en
ihr
t
t
Sie/sie
en
en

Slide 14 - Slide

Welke hulpwerkwoorden gebruiken we in het Duits?

Slide 15 - Open question

Welk hulpwerkwoord gebruik je?

In het Nederlands gebruiken we hebben en zijn.
In het Duits gebruiken we haben en sein. Die zijn vaak hetzelfde als het Nederlands.
Ich habe gespielt = ik heb gespeeld
Ich bin gewesen = ik ben geweest

Slide 16 - Slide

Wanneer gebruik je geen ge- voor het voltooid deelwoord?

Slide 17 - Open question

Wanneer gebruik je geen ge-?
Net als het Nederlands:
betalen - betaald        bezahlen - bezahlt



Slide 18 - Slide

Wanneer gebruik je geen ge-?
Net als het Nederlands:
betalen - betaald        bezahlen - bezahlt
verzorgen - verzorgd       versorgen - versorgt


Slide 19 - Slide

Wanneer gebruik je geen ge-?
Net als het Nederlands:
betalen - betaald        bezahlen - bezahlt
verzorgen - verzorgd       versorgen - versorgt
overnachten - overnacht       übernachten- übernachtet

Slide 20 - Slide

Wanneer gebruik je geen ge-?
Maar in het Duits ook werkwoorden, die eindigen op -ieren
fotografieren - er hat fotografiert
passieren - es ist passiert
studieren - er hat studiert

Slide 21 - Slide

Sterke werkwoorden
Van sterke werkwoorden moet je leren hoe de klinker verandert.  In de Lernliste staan ze erbij.
bijv. schwimmen - geschwommen
schreiben - geschrieben

Slide 22 - Slide

Sterke werkwoorden
Tip: Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt meestal op -en:
sein - gewesen
finden - gefunden
beschreiben - beschrieben

Slide 23 - Slide

Doelen behaald? 
1. Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.
2. Je kunt werkwoorden in het voltooid deelwoord vervoegen.
3. Je weet het verschil tussen een sterk en zwak werkwoord.

Slide 24 - Slide

Jetzt:
Quizzzz!
SO Grammatik!

Slide 25 - Slide