Recessie door het buurland

Recessie door het buurland
Goeiemorgen!!!
Leerdoelen van vandaag:
  1. Het succesvol kunnen analyseren van macro-economische modellen
  2. Het kunnen herkennen van verschillen tussen verschillende markten
  3. Het vanuit verschillende perspectieven (bijv. consumenten, overheid of centrale bank) beslissingen kunnen nemen en beredeneren
  4. Het kunnen concipiëren en bedenken van de gevolgen van situaties die betrekking hebben op bijvoorbeeld een inflatie en/of recessie
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Recessie door het buurland
Goeiemorgen!!!
Leerdoelen van vandaag:
  1. Het succesvol kunnen analyseren van macro-economische modellen
  2. Het kunnen herkennen van verschillen tussen verschillende markten
  3. Het vanuit verschillende perspectieven (bijv. consumenten, overheid of centrale bank) beslissingen kunnen nemen en beredeneren
  4. Het kunnen concipiëren en bedenken van de gevolgen van situaties die betrekking hebben op bijvoorbeeld een inflatie en/of recessie

Slide 1 - Slide

opfrisser
Recessie:  "terugval"
Wanneer de  economische groei daalt en lager is dan gemiddeld.
Een flexibele arbeidsmarkt: 
    vaste dienst -->  flexibele arbeidskrachten. bijv.  oproepkrachten, uitzendkrachten, en zzp'ers. 
Reeël bbp:  De groei vd koopkracht tov het basisjaar.
Arbeidsproductiviteit:  gemiddelde productie per werknemer in een bepaalde periode

Slide 2 - Slide

Een lager reeël bbp leidt tot ..... bestedingen en .... investeringen
A
minder , veel
B
meer, veel
C
meer, weinig
D
minder, weinig

Slide 3 - Quiz

Koppel de juiste woorden aan elkaar
vermogensmarkt
goederenmarkt
Koffie
Aandelen
Hypothecaire lening
Woning

Slide 4 - Drag question

het verschil
vermogensmarkt: markt voor geld waar aanbieders en vragers samenkomen ( ook wel handel in geld.)
goederenmarkt: markt voor goederen/diensten waar aanbieders en vragers samenkomen

Slide 5 - Slide

de examenopdracht
Tijd: 20 min
Stel vragen!
Overleg met je groepje en formuleer je antwoord zoals je op het examen ook zou doen
Succes

Slide 6 - Slide

opdracht 16 
De overheid
--> Het prijspeil blijft gelijk op korte termijn (zie Y0 en Y1), dus hoeft de bank niet in te grijpen.
--> Zoals we zien is Y1 meer links dan Y0 dus is het reëel bbp gedaald.-> economische krimp.
Een lagere vraag naar arbeid leidt tot een hogere werkloosheid. Het doel van de overheid is om de werkloosheid te bestrijden. Dus gezien haar doelstelling moet zij hier in actie komen.


Slide 7 - Slide

opdracht 17
Termen: 
loonstarheid = lonen reageren traag / niet op het korte termijn op veranderingen op de arbeidsmarkt, omdat lonen tot stand komen door onderhandeling en worden vastgelegd in contracten. 

Slide 8 - Slide

opdracht 17
Antwoord: Als bedrijven hun prijzen zouden verlagen, moeten ze hier op de een of andere manier compensatie voor krijgen om verliezen te vermijden. (want ze krijgen minder geld binnen maar hebben dezelfde kosten) Je denkt hier waarschijnlijk gelijk aan het verlagen van loonkosten. Maar op het korte termijn kan dit niet door loonstarheid. Waar het op neer komt is dat mensen een loonsverlaging gewoon niet pikken en bedrijven dus geen compensatie kunnen krijgen voor de prijsverlagingen dus doen ze het niet.

Slide 9 - Slide

Wat is geen gevolg van inflatie op korte termijn?

A
lagere koopkracht
B
hogere rente
C
hogere lonen
D
hoger nominaal bbp

Slide 10 - Quiz

opdracht 18
geldhoeveelheid vergroten = de ECB kan dit doen dmv een lage rente. Dan stijgen de bestedingen namelijk en groeit de economie. Aanbod neemt toe. 

prijs van vermogen is rente

Slide 11 - Slide

opdracht 18
Antwoord:  Door toename van het aanbod op de vermogensmarkt wordt de rente lager.  
 Antwoord: Als de rente lager wordt zijn mensen minder geneigd om te sparen en is lenen aantrekkelijker. Hiermee stijgen de bestedingen en daarmee dus ook de productie.



 


Slide 12 - Slide

In een situatie van ‘stagflatie’ (combinatie recessie en inflatie) … de koopkracht en daarom gaan bedrijven de lonen … zo snel mogelijk aanpassen.
A
daalt, wel
B
stijgt, wel
C
daalt, niet
D
stijgt, niet

Slide 13 - Quiz

opdracht 19
 Hogere inflatieverwachtingen, dus werknemers willen een hoger loon, want door inflatie daalt de koopkracht, kunnen ze minder kopen met hun geld. 
(om dezelfde lifestyle te kunnen volgen moet  hun salaris omhoog)
Deze hogere lonen zijn dus extra kosten voor de werkgevers, wat ervoor zorgt dat het meer geld kost om een product te maken. Dat moeten ze doorberekenen in de prijs -> de prijs van het product wordt duurder. Zo leidt dit tot een verdere stijging van het prijspeil.


Slide 14 - Slide

opdracht 20
Inkomstenbelasting: in het voordeel van gezinnen, want ze houden meer netto-loon over(koopkracht stijgt). mensen zullen meer kopen dus GV (geaggregeerde vraag) naar rechts.

Slide 15 - Slide

opdracht 20 
Milieuheffingen: is een voordeel voor de bedrijven. Hierdoor hebben ze lagere kosten in het algemeen, en daarmee lagere kosten per eenheid product. Dus GAkt-lijn naar beneden

De bedrijven bieden zo veel mogelijk aan,  tegen de laagste prijs. 

Slide 16 - Slide

een terugblik
zijn de leerdoelen behaald?

Slide 17 - Slide

de leerdoelen:
  1. Het succesvol kunnen analyseren van macro-economische modellen 
  2. Het kunnen herkennen van verschillen tussen verschillende markten
  3. Het vanuit verschillende perspectieven (bijv. consumenten, overheid of centrale bank) beslissingen kunnen nemen en beredeneren
  4. Het kunnen concipiëren en bedenken van de gevolgen van situaties die betrekking hebben op bijvoorbeeld een inflatie en/of recessie  

Slide 18 - Slide

bedankt voor jullie aandacht!

Slide 19 - Slide