H6 woordenschat - retorische middelen

H6 Woordenschat
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

H6 Woordenschat

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wat zijn retorische middelen?
Je gebruikt retorische middelen om een tekst aantrekkelijker te maken!
Beeldspraak (zoals metaforen en metoniemen), stijlfiguren (zoals hyperbolen en understatements, uitdrukkingen en rijm vallen onder de retorische middelen. Maar er zijn er nog meer, zoals:
- repetitio
- enumeratio
- opsomming in drieën
- drieslag
- climax
- omgekeerde climax

Slide 3 - Slide

Repetitio
Hierbij wordt er gebruik gemaakt van een herhaling van woorden om datgene wat je zegt te onderstrepen.
Voorbeelden:
Uur na uur bleef het stil.
Drommels, drommels en nog eens drommels

Slide 4 - Slide

Enumeratio
Dit is een (lange) opsomming.
Voorbeelden:
Rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan.
Plastic, blikjes, peuken, papier en lege zakjes gooien ze zomaar in de berm.

Slide 5 - Slide

Opsomming in drieën
Een opsomming van drie woorden, zinsdelen of zinnen
Voorbeelden:
Een baby heeft behoefte aan rust, reinheid en regelmaat.
We strijden, we vechten, we knokken tot de overwinning is bereikt.


Slide 6 - Slide

vaste opsomming in drieën - drieslag
De naam zegt het al: er worden drie dingen opgesomd
Voorbeelden:
Te land, ter zee en in de lucht. 
Hij kwam zag en overwon.
Het Franse 'vrijheid, gelijkheid, broederschap'.

Slide 7 - Slide

Climax
Dit is een opsomming die naar een hoogtepunt voert.
Voorbeelden:
Je bent de beste van de klas, de beste van de school, de beste van het land.
Hij werd boos, nee kwaad of eigenlijk ZIEDEND toen hij dat zag.

Slide 8 - Slide

omgekeerde climax
Dit is een opsomming die naar een dieptepunt voert.
Voorbeelden:
Aan het begin waren de prestaties van de klas goed, halverwege was het matig en aan het eind waren ze ronduit slecht.
Hij werd boos, nee kwaad of eigenlijk ZIEDEND toen hij dat zag.

Slide 9 - Slide

Een repetitio is een
A
schijnbare tegenspraak
B
herhaling
C
opsomming in drieën
D
opsomming die naar een hoogtepunt voert

Slide 10 - Quiz

Een climax is een
A
herhaling
B
opsomming in drieën
C
lange opsomming
D
opsomming die naar een hoogtepunt voert

Slide 11 - Quiz

Een enumeratio is een
A
(lange) opsomming
B
herhaling
C
schijnbare tegenspraak
D
opsomming in drieën

Slide 12 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een drieslag?
A
fout, fout, fout
B
Eerst wandelde hij, toen ging hij over in een draf en uiteindelijk begon hij te sprinten.
C
Spreken is zilver, zwijgen is goud.
D
rust, reinheid, regelmaat

Slide 13 - Quiz

Je hebt mensen en mensen.

Dit is een:
A
climax
B
drieslag
C
Repititio
D
Enumeratio

Slide 14 - Quiz

Zij begon op het vmbo, ging naar havo, toen naar het hbo en zit nu op de universiteit.
A
Repititio
B
Opsomming in drieën
C
Enumeratio
D
Climax

Slide 15 - Quiz

Regenwouden, tropische stranden, exotische dieren en bijzondere steden hebben we gezien. Dit is een:
A
Repetitio
B
Enumeratio
C
Opsomming in drieën (drieslag)
D
Climax

Slide 16 - Quiz

Wat is het verschil tussen antithese en paradox?
A
Bij antithese moet je er extra over nadenken
B
Er is geen verschil
C
Het lijkt niet eens op elkaar!
D
Bij paradox moet je er extra over nadenken

Slide 17 - Quiz

Huiswerk
H6 woordenschat opdracht 1, 2 en 3 blz. 245-246

Slide 18 - Slide