NED Spreken 3F: Aantrekkelijk spreken, opbouw en beeldgebruik

PRESENTEREN
1.1 Voorbereiding en opbouw van een presentatie
1.2 Aantrekkelijk presenteren
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

PRESENTEREN
1.1 Voorbereiding en opbouw van een presentatie
1.2 Aantrekkelijk presenteren

Slide 1 - Slide

Lesdoelen


  • Een goede presentatie kunnen voorbereiden
  • Weten waar een duidelijke opbouw van een presentatie aan     voldoet.
  • Weten welke aspecten horen bij aantrekkelijk spreken



Slide 2 - Slide

1.1 Voorbereiding presentatie
  • bedenk het hoofddoel van je presentatie
  • bedenk wat het publiek wel of niet weet van het onderwerp
  • verzamel informatie en denk na over de opbouw
  • bepaal de manier waarop je je informatie wilt presenteren

Slide 3 - Slide

1.1 Opbouw van een presentatie
Inleiding;

  • stel jezelf voor
  • introduceer je onderwerp en maak publiek nieuwsgierig
  • leg uit wat je gaat vertellen en waarom
  • (geef aan wanneer publiek vragen kan stellen)

Slide 4 - Slide

1.1 Opbouw van een presentatie
Middenstuk;

  • Behandel verschillende deelonderwerpen in een logische  volgorde
  • Met signaalwoorden maak je verbanden duidelijk                    (gebruik bijvoorbeeld 'ten eerste', 'ten tweede')
 

Slide 5 - Slide

1.1 Opbouw van een presentatie
Slot;

  • Geef  een korte samenvatting of conclusie; doe een opvallende uitspraak of kom terug op iets uit je inleiding
  • Bedank het publiek

Slide 6 - Slide

1.2 Aantrekkelijk presenteren
  • gebruik maken van spreekschema
  • gebruik maken van beeld zoals Powerpoint
  • gebruik maken van stem, intonatie en houding 

Slide 7 - Slide

1.2 Spreekschema
Een model waarin je schematisch en in steekwoorden, in de juiste volgorde weergeeft wat je wanneer gaat zeggen en doen. 

Voordelen:
Minder voorlezen en meer vrijuit spreken
Vrijuit spreken verhoogt de aantrekkelijkheid van de presentatie want er is contact met het publiek (aankijken en zien wat er gebeurt)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Je kunt het beste hele zinnen in het spreekschema zetten.
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 10 - Quiz

1.2 beeld zoals Powerpoint
Naast een spreekschema is gebruikmaken van ander materiaal zoals Poster, Powerpoint, afbeeldingen, foto's, Prezi etc heel handig. 
Voordelen: 
Prikkelt zintuigen, emotie en fantasie; hersenen worden geactiveerd, stof wordt beter onthouden.
Dus vergezeld van beeld, wordt tekst beter onthouden!

Slide 11 - Slide

Bedenk minimaal 2 dingen die niet goed zijn aan deze dia 
voor de presentatie
Gebruik beeld 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

1.2 Beeld zoals Powerpoint
  • gebruik een rustige achtergrond
  • geef dia's een duidelijke titel
  • maximaal 5 a 6 regels op een dia
  • gebruik steekwoorden
  • gebruik liever een foto dan tekst
  • gebruik tabellen of grafieken bij veel cijfermateriaal




Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

1.2 Stem, intonatie en houding
  • Maak je publiek nieuwsgierig! Anekdote of een vraag!
  • Sta rechtop in actieve houding. Handen uit de zakken!
  • Kijk je publiek zoveel mogelijk aan! (dus gebruik een kort spreekschema)
  • Spreek duidelijk, rustig en verstaanbaar!
  • Laat beeldmateriaal zien!
  • (Sluit af met opvallende vraag, conclusie of anekdote!)




Slide 17 - Slide

1

Slide 18 - Video

00:15
Is dit een houding om aantrekkelijk te spreken?
A
Ja
B
Misschien
C
Nee

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

6

Slide 22 - Video

01:14
Oefenen van je presentatie moet altijd met publiek
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

01:45
Een flesje water meenemen bij je presentatie mag!
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

02:02
Veel rondlopen tijdens de presentatie is een goed idee.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

02:51
Voeten naast elkaar, schouders naar achteren, handen langs je lijf zijn..
A
verbaal
B
non-verbaal

Slide 26 - Quiz

03:27
Handen in je broekzak is perfect met presenteren
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quiz

03:49
Lager en rustiger praten is beter dan snel en hoog praten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz