NIMA H7

NIMA
Docent: T. Belder
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieHBOStudiejaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

NIMA
Docent: T. Belder

Slide 1 - Slide

Terugblik

Slide 2 - Slide

Vraag 1) Er is sprake van kwalitatief onderzoek bij een
A
Onderzoek naar imago product
B
Onderzoek aantal producten met keurmerk
C
Onderzoek door kwalitatief marketingbureau
D
Nauwkeurig marktonderzoek

Slide 3 - Quiz

De uitkomsten van een onderzoek naar een imago is een kwalitatief onderzoek en geeft geen getalsmatig antwoord. De andere items geven een getal als antwoord, zijn dus kwantitatief. Een onderzoek door kwalitatief hoogstaand marktonderzoekbureau is een onzin-antwoord.

Slide 4 - Slide

Vraag 2) Een van de vormen van marktonderzoek is observatie. Tot observatie kan gerekend worden
A
testmarkt
B
pantrycheck
C
blind product test
D
retail-store-audit

Slide 5 - Quiz

Testmarkt: Een gebied of stad waar men een product of dienst eerst uittest alvorens het op de totale markt uit te brengen.

Pantrycheck: orm van marktonderzoek waarbij wordt nagegaan welke merken er in welk verpakkingsformaat en in welke hoeveelheid bij een consument thuis aanwezig zijn

Blind product test: Producten vergelijken zonder het te zien

Retail-store audit: De retail store audit is een observatiemethode: men observeert door het vaststellen van de verkopen het koopgedrag van de consument.

Slide 6 - Slide

vraag 3) Iemand wordt ondervraagd. De enquêteur gebruikt geen vooraf opgestelde vragenlijst. Wel stuurt hij het gesprek door een aantal verschillende onderwerpen aan de orde te stellen. We noemen dit een


A
diepte interview
B
vorm van desk research
C
persoonlijk interview
D
groepsinterventie

Slide 7 - Quiz

Diepte interview: Bij een diepte-interview wordt er een gesprek gevoerd tussen een interviewer en een respondent. Het één-op-één gesprek maakt het mogelijk om de achterliggende meningen te achterhalen

Slide 8 - Slide

Vraag 4) Een panelonderzoek waarbij inkomende en uitgaande goederenstromen van detaillisten worden onderzocht, is
A
testmarkt
B
pantrycheck
C
experiment
D
observatie

Slide 9 - Quiz

vraag 5) Een testmarkt is een voorbeeld van
A
desk research
B
experiment
C
pretest
D
observatie

Slide 10 - Quiz

vraag 6) De methode waarbij de enquêteur persoonlijk nagaat welke producten bij de onderzochte persoon aanwezig zijn, heet?
A
pantrycheck
B
panelonderzoek
C
dustbin onderzoek
D
productonderzoek

Slide 11 - Quiz

Wat is het verschil tussen deskresearch en fieldresearch?

Slide 12 - Open question

Uitleg H7

Slide 13 - Slide

Kosten en uitgaven
Wat is het verschil tussen kosten en uitgaven? Uitgaven zijn uit- en ingaande geldstromen. Deze worden geboekt op het moment dat de daadwerkelijk de onderneming verlaten of inkomen. Kosten hebben betrekking op het resultaat in een bepaalde periode.

Slide 14 - Slide

Soorten kosten

Vaste kosten/indirecte kosten = onafhankelijk van productie (bijv. machine)

Variabele kosten/directe kosten = wel afhankelijk van productie (bijv. inkoopkosten product)

Slide 15 - Slide

Productie
Werkelijke productie = werkelijke productie is het aantal producten in een jaar gemaakt
Normale productie = over een langere periode de productie

Integrale kostprijs = (Totale vaste kosten / Normale hoeveelheid) + )Variabele kosten per product / Werkelijke hoeveelheid)
IKP = (C / N) + (V / W)

Slide 16 - Slide

Vraag 2
De totale toegestane constante kosten van een product bedragen € 96.000 per jaar. De totale toegestane variabele kosten zijn € 75.000 bij een productie van 25.000 stuks. De normale productie is 20.000 stuks. De maximale productie is 30.000 stuks. Wat is de integrale kostprijs van het product?

Slide 17 - Slide

Vraag 7
De totale toegestane constante kosten van een product bedragen € 48.000 per jaar. De totale toegestane variabele kosten zijn € 25.000 bij een productie van 2.500 stuks. De normale productie is 2.400 stuks. De maximale productie is 3.000 stuks. Wat is de integrale kostprijs van het product?

Slide 18 - Slide

Vraag 8
De totale toegestane constante kosten van een product bedragen € 96.000 per jaar. De toegestane variabele kosten zijn € 50 per product bij een productie van 2.500 stuks. De normale productie is 2.400 stuks. Wat is de integrale kostprijs van het product?

Slide 19 - Slide

Vraag 10
In een bedrijf zijn in een jaar de totale directe kosten € 800.000. De indirecte kosten zijn € 600.000. Van een product zijn de directe kosten € 24. Bereken de kostprijs van het product

Slide 20 - Slide