Toets verkleinwoorden en meervoudsvormen (NHL) - 2 basis/kader

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
lente
B
Lente
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
lente
B
Lente

Slide 1 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
intertoys
B
Intertoys

Slide 2 - Quiz

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland

Slide 3 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Januari
B
januari

Slide 4 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Stationsstraat
B
stationsstraat

Slide 5 - Quiz



Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
december
B
December

Slide 6 - Quiz

Noteer het meervoud van cowboy
A
cowboys
B
cowboy's

Slide 7 - Quiz

Noteer het meervoud van lolly
A
lollys
B
lolly's

Slide 8 - Quiz

Noteer het meervoud van café
A
cafés
B
cafees
C
cafe's
D
café's

Slide 9 - Quiz

Wat is het meervoud van perzik?
A
perziken
B
perzikken

Slide 10 - Quiz

Wat is het meervoud van alinea?
A
alineas
B
alinea's

Slide 11 - Quiz

Wat is het meervoud van musicus?
A
musicussen
B
musici

Slide 12 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van boom?
A
boomje
B
boompje
C
boomtje
D
boometje

Slide 13 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van woning?
A
woningje
B
woningetje
C
woninkje
D
woning'je

Slide 14 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van logo?
A
logotje
B
logo'tje
C
logootje
D
logoëtje

Slide 15 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van lam?
A
lamje
B
lampje
C
lammetje
D
lamkje

Slide 16 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van corona?
A
coronaatje
B
corona'tje
C
coronakje
D
coronätje

Slide 17 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van tang?
A
tankje
B
tangetje
C
tangje
D
tangtje

Slide 18 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van kraan?
A
kraanje
B
kraankje
C
kraantje
D
kraanetje

Slide 19 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van behang?
A
behankje
B
behangetje
C
behangje
D
behangtje

Slide 20 - Quiz