1. Als je een abl.abs. hebt herkend, kijk je eerst naar de tijd van het participium.
2. Bij een participium praesens kies je eerst als voegwoord terwijl, en het participium vertaal je actief.
3. Bij een participium perfectum kies je eerst als voegwoord nadat, en je vertaalt eerst letterlijk (dus passief) en daarna bekijk je of het zinsverband een actieve vertaling toelaat.
4. Denk eraan: een abl.abs. mag je nooit met een betrekkelijke bijzin vertalen!
5. Als je de hele zin hebt vertaald en de context begrijpt, kun je eventueel een ander voegwoord (omdat, hoewel of als) kiezen.