Grammatica: hebben en zijn + subject en persoonsvorm

• NT2
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Vandaag is het maandag 30 mei.

Programma

• Huiswerk: online H1 'Oefenen'(grammatica en spelling) Klaar?
• Extra opdracht H1: luisteren.
• Grammatica: hebben + zijn (Klare Taal)
• Getallen schrijven.
• Dictee H1.

Vandaag is het woensdag 18 mei.

Programma

• Grammatica: 'hebben'  en 'zijn' in het presens + subject en persoonsvorm.

Kijk in je boek op blz. 25

hebben	zijn
ik heb	ik ben
jij hebt - heb jij?	jij bent - ben jij?
hij/zij heeft	hij/zij is
wij hebben	wij zijn
jullie hebben	jullie zijn
zij hebben	zij zijn

De kinderen _____ (hebben) een fiets.

1. heb
2. hebt
3. heeft
4. hebben

De meester _____ (hebben) een nieuwe trui.

1. heb
2. hebt
3. heeft
4. hebben

_____ (hebben) je een hondje?

1. heb
2. hebt
3. heeft
4. hebben

Ik........een boek.

1. ben
2. heb
3. hebt
4. hebben

Mark........een telefoonnummer.

1. heeft
2. hebt
3. hebben

Jullie...........vandaag grammatica.

1. heb
2. hebt
3. heeft
4. hebben

...........je ziek?

1. zijn
2. ben
3. bent
4. is

Sofia..........een vrouw.

1. zijn
2. ben
3. bent
4. is

De leerlingen.............te laat.

1. ben
2. bent
3. is
4. zijn

Jij..........klaar.

1. ben
2. bent
3. is
4. zijn

Polina.........niet klaar.

1. ben
2. bent
3. is
4. zijn

U.........twee kinderen(hebben).

Wij............vrienden(zijn).

Alexander..........geen auto(hebben)

Alexander............een jongen(zijn).

..............jij een fiets(hebben)?

Ik.......de meester(zijn).

Wij.......op school(zijn).

Jij........een leerling(zijn).

Maak zinnen
1. in Den Haag - woont - Hij
2. luisteren - De leerlingen - naar de meester.
3. Zij-naar de deur - lopen

Maak zinnen.

1. in Den Haag - woont - hij

2. luisteren - leerlingen -  naar de meester.

3. Zij-naar de deur - lopen

Schrijf de getallen

101= honderdeen

14=

36=

229=

675=

343 =

4289=

Huiswerk voor donderdag 2 juni.

Toets H1(online: alles van H1)