Paragraaf 10

.
Wat is waar?
WAAR
NIET
WAAR
In een alinea staan zinnen bij elkaar die over hetzelfde onderwerp gaan.
De eerste of laatste zin in een alinea is het belangrijkst.
Een tekst heeft altijd meer dan 4 alinea's.
Een nieuwe alinea kan beginnen na een witregel.
1 / 15
next
Slide 1: Drag question
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

.
Wat is waar?
WAAR
NIET
WAAR
In een alinea staan zinnen bij elkaar die over hetzelfde onderwerp gaan.
De eerste of laatste zin in een alinea is het belangrijkst.
Een tekst heeft altijd meer dan 4 alinea's.
Een nieuwe alinea kan beginnen na een witregel.

Slide 1 - Drag question

LES 10 
Lesdoel
Ik leer dat de vaste opbouw van een tekst me helpt om snel te lezen.

Tekstopbouw
lezen

Slide 2 - Slide

Spotify gaat concerten voorstellen
Bron: NOS.nl 12 november 2015
Titel
Inleiding
Tussenkop
Alinea

Slide 3 - Slide

Lees in vijf stappen:

1.  titel
2. tussenkopjes
3. inleiding
4. eerste zin alinea
5. hele tekst


Belangrijk

Slide 4 - Slide

Andere voorbeelden

Slide 5 - Slide

Tussenkop
_______________________
______
De eerste zin van een alinea
Titel en
inleiding

Slide 6 - Slide

Belangrijk
Kijk altijd goed naar de opbouw van de tekst!

Slide 7 - Slide

Zelf aan de slag
Wat?
Werk aan les 10 - opdracht 1 t/m 13
Hoe?
Lees de opdrachten en probeer de antwoorden te vinden
Klaar?
Drillster of lezen
Tijd?
10 minuten
Dan:
Kort bespreken wat er gemaakt is. Zijn er vragen? Ben je moeilijkheden tegengekomen?

Slide 8 - Slide

Wat zijn tussenkopjes?
A
Kleine titels boven een alinea
B
Kleine titels boven de tekst
C
Kleine titels
D
Dit bestaat niet

Slide 9 - Quiz


Bekijk de tekst

Hoeveel tussenkopjes heeft de tekst?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 10 - Quiz

Wat is een inleiding?
A
De schrijver vertelt meestal waar de tekst over gaat.
B
Hierin stelt de schrijver allerlei vragen
C
De grootste alinea van een tekst
D
Hierin staan 3 deelonderwerpen

Slide 11 - Quiz

De belangrijkste zin van een alinea is meestal.........
A
de laatste zin van de alinea.
B
de langste zin van de alinea.
C
de eerste zin van de alinea.
D
alle zinnen in de alinea.

Slide 12 - Quiz

De inleiding van een tekst ........
A
is de eerste alinea van een tekst.
B
is de laatste alinea van een tekst.
C
is hetzelfde als de titel van de tekst.

Slide 13 - Quiz

Wat is een alinea?
A
Een stukje tekst.
B
Een tussenkopje.
C
De hele tekst.
D
Weet ik niet.

Slide 14 - Quiz

- Ik weet wat hoe een tekst meestal is
opgebouwd (R)

- Ik kan voorspellen waar een tekst over gaat
door de vaste onderdelen in de opbouw te bekijken (T1)

- Ik kan beoordelen of de opbouw van een tekst duidelijk en logisch is.  (T2)

- Ik kan na het lezen in vijf stappen in één zin uitleggen wat een tekst probeert te vertellen (I)
Doel bereikt?

Slide 15 - Slide