unité 5: Herhaling grammaire 2 imparfait

BONJOUR ET BIENVENUE
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

BONJOUR ET BIENVENUE
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Slide

la tâche de début
Je mag in tweetallen overleggen
Traduisez:

  • Nous avions un chien.
  • Je travaillais à l'Albert Heijn.
  • Il chantait une chanson.
  • Elle donnait un cadeau.
timer
1:00

Slide 2 - Slide

Aujourd'hui

Programme:
  • La tâche de début 
  • Herhaling grammaire 2: imparfait
  • Blooket

Slide 3 - Slide

Prenez votre chromebook
Log in sur lessonup.app.

Gebruik je eigen naam.



Slide 4 - Slide

Imparfait (onvoltooid verleden tijd)
Voorbeelden: ik gaf, hij kende, wij zagen, jij had...
Stappenplan:
  1. zet het werkwoord in de nous-vorm in de présent. Bijvoorbeeld: nous parlons.
  2. - ons
  3. Plaats de juiste uitgang, bij de juiste persoon


Bijvoorbeeld: Je parlais, nous chantions, ils avaient

Slide 5 - Slide

Imparfait (o.v.t.)
Onderwerp 
Uitgang 
Voorbeeld 
Je
- ais
Je parlais 
Tu 
- ais
Tu parlais
Il / Elle / On 
- ait
Elle parlait
Nous
- ions
Nous parlions  
Vous 
- iez
Vous parliez 
Ils / Elles
- aient
Ils parlaient 
De uitgangen van de imparfait herken je aan de ''i" van imparfait

Slide 6 - Slide

Vertaal:
Ik gaf
A
Je donne
B
Je donnais
C
Je donnait
D
Je donnerais

Slide 7 - Quiz

Vertaal:
Zij gingen
A
Elles allaient
B
Elles allait
C
Elles aller
D
Elles sont allées

Slide 8 - Quiz

Vertaal:
ik had
A
je avais
B
J'ai eu
C
j'avais
D
j'avoirais

Slide 9 - Quiz

Vertaal:
Hij werkte (travailler = werken)

Slide 10 - Open question

Vertaal:
ik was (être)

Slide 11 - Open question

(wij hadden) ________mal à la tête.
A
nous avons
B
nous avions
C
vous avez
D
vous aviez

Slide 12 - Quiz

(Zij gingen) ________au college.

(gaan = aller)
A
ils aller
B
ils vont
C
ils allaient
D
ils allient

Slide 13 - Quiz

Vul in:
(ik kon) _________jouer de la guitare.
(kunnen = pouvoir)

Slide 14 - Open question

combineer de juiste vertaling van de imparfait
elles finissaient
je repondais
je voulais
tu prennais
je pouvais
jij nam (prendre)
ik wilde (vouloir)
zij eindigden (finir)
Ik kon (pouvoir)
ik gaf antwoord (répondre)

Slide 15 - Drag question

Slide 16 - Link