2021_week47_2v_les2_Personalp. dativ-akkusativ

1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

die Dozentin
die Tafel
die Tür

Slide 2 - Slide

Du hast 2 min für:


  • dich zu setzen
  • Jacke aus
  • Köpfhörer sind weg
  • Handys in die Taschen
  • Laptop liegt auf dem Tisch(und ist zu) 
  • Schulsachen sind auf dem Tisch (Buch, Laptop, Heft, Stift usw.)!
timer
2:00

Slide 3 - Slide

Was machen wir heute?

  • Wörter schreiben / abfragen
  • Erklärung das Personalpronomen im Dativ und Akkusativ
  • Aufgaben machen
  • Personalpronomen BINGO
  • Abschluss/deutsches Lied

Slide 4 - Slide

Am Ende der Stunde........
  • kannst du mindestens zwei Personalpronomen nennen im Dativ und zwei Personalpronomen im Akkusativ dadurch, dass du Aufgaben machst.

Slide 5 - Slide

Wörter üben (schrijf de woorden op en vervolgens de vertaling erachter)
  • de pindakaas
  • de plant
  • het brood
  • het afval
  • de kaas
  • de boter
  • der Schinken
  • das Öl
  • frisch
  • sauer
  • scharf
  • der Essig
  • der Erdnussbutter
  • die Pflanze
  • das Brot
  • der Müll
  • der Käse
  • die Butter
  • de ham
  • de olie
  • vers
  • zuur
  • pittig
  • de azijn
timer
4:00

Slide 6 - Slide

Wörter abfragen
  • de pindakaas
  • de plant
  • het brood
  • het afval
  • de kaas
  • de boter
  • der Schinken
  • das Öl
  • frisch
  • sauer
  • scharf
  • der Essig
  • der Erdnussbutter
  • die Pflanze
  • das Brot
  • der Müll
  • der Käse
  • die Butter
  • de ham
  • de olie
  • vers
  • zuur
  • pittig
  • de azijn

Slide 7 - Slide

Erklärung Personalpronomen im Dativ und Akkusativ
  •  De persoonlijke voornaamwoorden ich, du, er/sie/es, wir, ihr, sie/Sie ken je al.
  • Deze persoonlijke voornaamwoorden staan in de 1e naamval (Nominativ)
  • Ze kunnen een zelfstandig naamwoord in de 1e naamval vervangen.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

  • Een persoonlijk voornaamwoord kan ook in de 3e (Dativ) of 4e (Akkusativ) naamval staan. 
  • Je gebruikt dan andere vormen.
  • Net zoals je in het Nederlands ik en mij kan zeggen of hij en hem.

Slide 10 - Slide

Neem dit schema over in je schrift!
timer
5:00

Slide 11 - Slide

An die Arbeit

  • Machen im Buch: 
Aufgabe 6 auf Seite 36
vertaal de vetgedrukte woorden en welke naamval dit is.
Aufgabe 7 auf Seite 36

  • Wie? Zelfstandig. De eerste 10 minuten niet praten en geen vragen. Daarna fluisteren en vragen stellen.
  • Fertig? Aufgabe 1 + 2 auf Seite 38
timer
10:00
timer
5:00

Slide 12 - Slide

Personalpronomen BINGO
  • Teken in je schrift 9 hokjes
  • Kies uit de tabel 9 verschillende vormen van het persoonlijk voornaamwoord. 
  • Schrijf ze op in het Duits en zet er 1e, 3e of 4e naamval bij.
  • Let op dat je bij sie (ev) of sie (mv) erbij zet.
  • Zometeen krijg je de Nederlandse vertaling te horen, dus je moet schakelen en het Duitse woord dat je hebt opgeschreven aankruisen.
  • Bij een volle kaart roep je BINGO

Slide 13 - Slide

Hausaufgaben

Machen: Aufgabe 1 + 2 auf Seite 38

Lernen: Wörter Kapitel 4, Lektion 4 +5+6 auf Seite 52-53. NL-DU und DU-NL
(leer de woorden door ze herhaaldelijk op te schrijven)

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Abschluss
Niet inpakken - luisteren
  • na startsignaal: inpakken
  • wel blijven zitten - stil
  • dan sluit ik de les af!
  • dan: klaar :)
timer
1:00

Slide 16 - Slide

Tschüss

Slide 17 - Slide