Insecten zijn ongewervelde dieren, waartoe vele diersoorten behoren die nauwelijks op elkaar lijken: kevers en vlinders, mieren en sprinkhanen, wantsen en libellen. Al deze insecten hebben een uitwendig skelet van een hoornachtige stof, chitine. Het lijf bestaat uit drie delen: kop, borst en achterlijf. Op de borst zitten drie paar poten. Insecten hebben dus zes poten. Daarin verschillen ze van spinnen, die acht poten hebben. Bijna alle insecten hebben ook twee paar vleugels. En ze hebben voelsprieten, waarmee ze kunnen ruiken, proeven en voelen.