Paragraaf 1.1 SI stelsel

WELKOM

1 / 24

Slide 1: Slide

NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Lesson duration is: 50 min

Items in this lesson

WELKOM

Slide 1 - Slide

Pargraaf 1.1

Regels tijdens de les.

- Als ik praat ben je stil

- Bij binnenkomst zit je startklaar (aan lessonup kun je zien waar we zijn).

- Einde les wordt door mij bepaald.

- Werkwijze dit jaar.

- SE / Toetsen / Practica.

Slide 2 - Slide

Pargraaf 1.1

Je hebt elke les 2 boeken bij je

- Je leerboek en Binas.

Leerdoelen:

- Wat zijn grootheden en eenheden.

- Eenheden afleiden wetenschappelijke notatie.

- Omschrijven formules.

Slide 3 - Slide

Hoofdstuk 1.1

Grootheden en Eenheden

Slide 4 - Slide

Grootheden en eenheden

Vind je in Binas tabel 3,4 en 5.

BiNas mag je gebruiken bij toetsen / practica en SE's

Slide 5 - Slide

Grootheden

Iets wat je kunt meten...

Slide 6 - Slide

Grootheden

voorbeelden:

lengte, massa, tijd, temperatuur, spanning, hoeveelheid

niet:

meter, gram, graden, Volt,

Slide 7 - Slide

Eenheden

Een eenheid vertelt hoe en en waar in je meet.

Met waar in meten wordt bedoelt, of in meters, of in kilometers of etc.

Slide 8 - Slide

Grootheden en Eenheden

Het internationale eenhedenstelsel (SI-stelsel):

universeel over de hele wereld
je kunt er mee rekenen (met de symbolen)
het is korter (als je de symbolen gebruikt)

Er zijn 9 basisgrootheden met bijbehorende grondeenheden. Alle andere kun je schrijven als combinatie van de deze 9.

Slide 9 - Slide

Voorbeeld

m = 89 kg

m is het symbool voor de GROOTHEID massa

89 is de MEETWAARDE

k is het symbool voor het VOORVOEGSEL kilo

g is het symbool voor de EENHEID gram

Slide 10 - Slide

rekenen met machten van 10

10^{​ 2 ​ ​} = 10 \cdot 10

10^{​ 3 ​ ​} \cdot 10^{​ - 4 ​ ​} = 10^{​ - 1 ​ ​}

10^{​ - 2 ​ ​} = \frac{​ 1 ​ ​}{​ 1 0 ^{​ 2 ​ ​} ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 1 0 ^{​ - 1 ​ ​} ​} = 10^{​ 1 ​ ​}

Slide 11 - Slide

Rekenen met eenheden

m^{​ 3 ​ ​} = m \cdot m \cdot m

Slide 12 - Slide

Rekenen met eenheden

m^{​ - 2 ​ ​} = \frac{​ 1 ​ ​}{​ m ^{​ 2 ​ ​} ​}

m^{​ 3 ​ ​} = m \cdot m \cdot m

Slide 13 - Slide

Rekenen met eenheden

m^{​ - 2 ​ ​} = \frac{​ 1 ​ ​}{​ m ^{​ 2 ​ ​} ​}

m^{​ 3 ​ ​} = m \cdot m \cdot m

m^{​ 2 ​ ​} \cdot m^{​ - 3 ​ ​} = m^{​ - 1 ​ ​}

Slide 14 - Slide

Rekenen met eenheden

m^{​ - 2 ​ ​} = \frac{​ 1 ​ ​}{​ m ^{​ 2 ​ ​} ​}

m^{​ 3 ​ ​} = m \cdot m \cdot m

m^{​ 2 ​ ​} \cdot m^{​ - 3 ​ ​} = m^{​ - 1 ​ ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ m ^{​ 2 ​ ​} ​} = m^{​ - 2 ​ ​}

Slide 15 - Slide

Eenheid bepalen/afleiden

A = π \cdot r^{​ 2 ​ ​}

Slide 16 - Slide

Eenheid bepalen/afleiden

A = π \cdot r^{​ 2 ​ ​}

[A] = [π \cdot r^{​ 2 ​ ​}] = [π] \cdot [r]^{​ 2 ​ ​} = 1 \cdot m^{​ 2 ​ ​} = m^{​ 2 ​ ​}

Slide 17 - Slide

Eenheid afleiden

[v] = [\frac{​ s ​ ​}{​ t ​}] = \frac{​ [ s ] ​ ​}{​ [ t ] ​} = \frac{​ m ​ ​}{​ s ​} = m \cdot s^{​ - ​ ​} 1

v = \frac{​ s ​ ​}{​ t ​}

Slide 18 - Slide

Wat is de grootheid die hoort bij
temperatuur?

Celsius

Graden Celsius

Temperatuur

Warmte

Slide 19 - Quiz

Wat is een eenheid die hoort bij temperatuur?

Celsius

Graden Celsius

Temperatuur

Warmte

Slide 20 - Quiz

vereenvoudig de volgende eenheid:

\frac{​ m ^{​ 2 ​ ​} \cdot k g ^{​ - 3 ​ ​} ​ ​}{​ m \cdot k g ^{​ - 1 ​ ​} ​}

m^{​ 3 ​ ​} \cdot k g^{​ - 4 ​ ​}

m \cdot k g^{​ - 4 ​ ​}

m^{​ 3 ​ ​} \cdot k g^{​ - 2 ​ ​}

m \cdot k g^{​ - 2 ​ ​}

Slide 21 - Quiz

Herschrijf de formule E=mgh naar h

h = E \cdot m \cdot g

h = E \cdot \frac{​ g ​ ​}{​ m ​}

h = E \cdot \frac{​ m ​ ​}{​ g ​}

h = \frac{​ E ​ ​}{​ m \cdot g ​}

Slide 22 - Quiz

Herleid de onderstaande formule
naar m.

E = \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} m \cdot v^{​ 2 ​ ​}

m = 2 \frac{​ E ​ ​}{​ v ^{​ 2 ​ ​} ​}

m = \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} \frac{​ E ​ ​}{​ v ^{​ 2 ​ ​} ​}

m = \frac{​ 2 ​ ​}{​ E \cdot v ^{​ 2 ​ ​} ​}

m = 2 E \cdot v^{​ 2 ​ ​}

Slide 23 - Quiz

Herleid de onderstaande formule
naar v.

E = \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} m \cdot v^{​ 2 ​ ​}

v = \sqrt ​ 2 E \cdot m ​ ​ ​

v = \sqrt ​ \frac{​ E ​ ​}{​ 2 m ​} ​ ​ ​

v = \sqrt ​ 2 \frac{​ E ​ ​}{​ m ​} ​ ​ ​

v = 2 E \cdot \sqrt ​ m ​ ​ ​

Slide 24 - Quiz

Paragraaf 1.1 SI stelsel

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Quiz

More lessons like this