This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
De schrijver van een tekst wil bij de lezer iets bereiken.
DOEL:
Informeren
De schrijver wil dat je iets te weten komt
uitleggen (instrueren)
De schrijver wil uitleggen hoe je iets moet doen
iets laten doen
(Activeren)
De schrijver wil dat je iets WEL gaat doen
Mening geven
De schrijver zijn mening geven over iets.
Amuseren
De schrijver wil je vermaken