In de les Stijlfiguren (herhalen voor de testweek) les 1

- Waarover gaat de toets?
- Wat gaan wij nog doen de komende lessen?
- Wat moet je echt nog doen!
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

- Waarover gaat de toets?
- Wat gaan wij nog doen de komende lessen?
- Wat moet je echt nog doen!

Slide 1 - Slide

Periode tot de zomervakantie
- Herhalen werkwoordspelling (+ Engelse werkwoorden)
- Herhalen stijlfiguren
- Herhalen spelling H1 - H5
- Herhalen stijlfouten
(- Schrijven)



Slide 2 - Slide

Testweektoets
Werkwoordspelling (+Engelse werkwoorden)
Stijlfiguren
Spelling H1-5
Stijlfouten / formuleringsfouten



Slide 3 - Slide

Wat moet je echt nog doen!
Presentatie (krantenartikel)
Literaire opdracht (mindmap)
Testweektoets 

(Huiswerkcijfer)

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
Je weet wat beeldspraak is
Je kunt diverse stijlfiguren herkennen en benoemen
(terugblik ww-spelling)

Slide 5 - Slide

Zinnen uit de SO
1. Vroeger (slachten)……… de boeren in november een varken.
(6 goed)
2. (Vinden)…… je vader dat wel goed?
(9 goed)
3. Wanneer (worden)……. jij (verwachten)…….. bij dat onderzoek? tt

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Benoem de stijlfiguur:
Joke werkt daar als interieurverzorgster.
A
Pleonasme
B
Tautologie
C
Understatement
D
Eufemisme

Slide 15 - Quiz

Benoem de stijlfiguur:
'Ik doe dat wel even', zei de man toen hij het brandende huis inrende om de hond te redden.
A
Pleonasme
B
Tautologie
C
Understatement
D
Eufemisme

Slide 16 - Quiz

Benoem de stijlfiguur:
De gele zonnebloemen ontkiemden op een mooie donderdagochtend.
A
Pleonasme
B
Tautologie
C
Understatement
D
Eufemisme

Slide 17 - Quiz

Benoem de stijlfiguur:
Natuurlijk controleren we vanzelfsprekend de antwoorden.
A
Pleonasme
B
Tautologie
C
Understatement
D
Eufemisme

Slide 18 - Quiz

Benoem de stijlfiguur:
Had u ons niet vooraf kunnen waarschuwen voor de regen?
A
Personificatie
B
Tautologie
C
Pleonasme
D
Herhaling

Slide 19 - Quiz

Benoem de stijlfiguur:
Ik heb goed geld voor slechte spullen gekocht.
A
Personificatie
B
Antithese
C
Vooropplaatsing
D
Herhaling

Slide 20 - Quiz

Benoem de stijlfiguur:
Een leraar zei tegen de klas: 'Denken jullie nu echt dat ik het nog een keer ga uitleggen?'
A
Metafoor
B
Antithese
C
Vooropplaatsing
D
Retorische vraag

Slide 21 - Quiz

Benoem de stijlfiguur:
In Nederland regent het 29 van de 30 dagen.
A
Overdrijving
B
Metonymia
C
Vooropplaatsing
D
Metafoor

Slide 22 - Quiz

Benoem de stijlfiguur:
Die foto, ik had die liever niet geplaatst.
A
Overdrijving
B
Metonymia
C
Vooropplaatsing
D
Metafoor

Slide 23 - Quiz

Benoem de stijlfiguur:
Gisteren dronk hij een glaasje teveel.
A
Overdrijving
B
Metonymia
C
Vooropplaatsing
D
Metafoor

Slide 24 - Quiz

Benoem de stijlfiguur:
Soms lacht de toekomst je toe.
A
Metafoor
B
Metonymia
C
Eufemisme
D
Personificatie

Slide 25 - Quiz

VWO
Benoem de stijlfiguur:
Dat is niet onwaarschijnlijk.
A
Understatement
B
Metonymia
C
Eufemisme
D
Litotes

Slide 26 - Quiz

VWO
Benoem de stijlfiguur:

A
Woordspeling
B
Vergelijking met als
C
Understatement
D
Antithese

Slide 27 - Quiz

Huiswerk

- Maken stencil stijlfiguren

(let op, geef aan waar de stijlfiguur zit in de zin en benoem deze)

De volgende les bevat de antwoorden.

Slide 28 - Slide

Antwoorden oefenstencil
  1. vergelijking met als
  2. pleonasme --> groene grasmat
  3. hyperbool  --> brak zijn hele been eraf
  4. opsomming
  5. metafoor  --> 'Die ezel' is alleen een beeld
  6. vergelijking zonder als
  7. tautologie --> schreeuwen en gillen

Slide 29 - Slide

Antwoorden oefenstencil
8. retorische vraag
9. metonymia --> Van Gogh (maker - beeld)
10. vergelijking met van
11. Opsomming met climax
12. vergelijking zonder verbindingswoord
13. vergelijking met als
14. personificatie --> het riviertje kabbelde vriendelijk

Slide 30 - Slide

Antwoorden oefenstencil
15. metafoor --> uitdrukking
16. hyperbool
17. herhaling
18. opsomming met anticlimax
19. eufemisme
20. tautologie --> bovendien en ook
21. antithese
22. hyperbool

Slide 31 - Slide

Antwoorden oefenstencil
23. metafoor --> 'Dat schaap' is het beeld
24. personificatie --> 'Mijn hart zei...'
25. pleonasme --> vaste standaarduitdrukking
26. understatement
27. pleonasme --> noteerde op
28. tautologie --> geheimzinnig en mysterieus
29. vergelijking met van
30. opsomming met climax

Slide 32 - Slide

Antwoorden oefenstencil
31. understatement
32. vooropplaatsing
33. understatement

Slide 33 - Slide