This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Wat is een "Menage"
A
Een plek waar je op een paard mag rijden
B
Een kaars en een plantje
C
Peper en zout
D
Alle benodigdheden op tafel voor 1 persoon
Slide 1 - Quiz
Opdekken en indekken van een tafel, welke handelingen hoor waar bij?? Sleep het naar het juiste vak.
Opdekken
Indekken
Het plaatsen van vaste tafelattributen
Het plaatsen van bestek op tafel
Het neer zetten van een wijnglas
Het neer leggen van een tafellaken
Slide 2 - Drag question
Wat is de juiste volgorde als je gaat poleren?
A
Borden, glazen, bestek, kandelaars
B
Kandelaars, bestek, borden, glazen
C
Glazen, borden, kandelaars, bestek
D
Glazen, bestek, borden, kandelaars
Slide 3 - Quiz
Wat is de verzamelnaam voor alle materialen die een gast gebruikt bij het eten van een maaltijd?
A
Closet
B
Coupe
C
Couvert
D
Menage
Slide 4 - Quiz
Mastiek maken of Mise-en-place???? Sleep de werkzaamheden naar het juiste vakje
Mastiek maken
Mise-en-place
Stofzuigen
Ramen wassen
Bestek poleren
Opdekken van tafels
Opstellen van tafels en stoelen
Klaarzetten van serveermateriaal
Slide 5 - Drag question
Sommige voorbereidende werkzaamheden verzorgen overlast. Koppel de handeling aan het soort overlast.
Klaar zetten van serviesgoed en glaswerk
Schoonmaken m.b.v. poetsmiddelen
Sorteren en uittellen van bestek
Vervangen van net gedoofde kaarsen
Geur
Lawaai
Morsen
Breuk
Slide 6 - Drag question
Waarom gebruiken sommige restaurants tafellakens en servetten van papier of celstof? (non-wovens)
A
Omdat non-woven tafelbekleding goedkoper is
B
Omdat non-woven tafelbekleding beter is voor het milieu
C
Omdat een bedrijf geen mogelijkheid heeft om linnengoed te wassen
D
Omdat je non-woven in meerdere kleuren kunt bestellen
Slide 7 - Quiz
Wat is debrasseren?
A
Het opruimen van de materialen die een gast heeft gebruikt
B
Het schoonmaken van de vloer
C
Het opruimen van de kerstboom
D
Het opruimen van de materialen die de bediening heeft gebruikt
Slide 8 - Quiz
Wat is "routing"?
A
Dit is de apparatuur voor de internetverbinding in een restaurant
B
Dit is de looproute voor personeel en gasten
C
Dit is de tafelindeling in het restaurant
D
Dit is de looproute van het restaurant naar de parkeerplaats
Slide 9 - Quiz
A
Op de foto zie je een gastenruimte
B
Op de foto zie je een personeelsruimte
Slide 10 - Quiz
A
Op de foto zie je een gastenruimte
B
Op de foto zie je een personeelsruimte
Slide 11 - Quiz
Sleep de voorwerpen die bij de vaste tafelatributen horen naar het vak. Meerdere antwoorden zijn goed.
Vaste tafelatributen
Wijnglas
Groot bord
Kaarsje
Servet
Plantje
Peper en zout
Slide 12 - Drag question
Tijdens het ontvangen van de gasten neem jij als eerste de jas aan van:
A
Het jongste kind
B
De oudste dame
C
De oudste heer
D
De persoon op wiens naam de reservering staat
Slide 13 - Quiz
Geert werkt als ober in een restaurant. Tijdens het afrekenen laat een gast weten dat hij ontevreden is. Hij moest erg lang wachten op zijn eten, waardoor het niet warm was. Hoe moet Geert reageren?
A
"Het was vanavond erg druk, dat hoort er bij."
B
"Dat is erg vervelend."
C
"Lekker belangrijk!"
D
"Dat is erg vervelend. Ik ga navragen hoe dit kon gebeuren, onze excuses."
Slide 14 - Quiz
Welke voorwerpen horen bij een standaard couvert?
Sleep ze naar het vak. Meerdere antwoorden zijn juist