OAHJK 2

Onderwijs aan het jonge kind - College 2 - PABO 1, 2016-2017
Maarten Molenkamp
maarten.molenkamp@nhl.nl

1 / 34
next
Slide 1: Slide
Onderwijs aan het jonge kindHBOStudiejaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Onderwijs aan het jonge kind - College 2 - PABO 1, 2016-2017
Maarten Molenkamp
maarten.molenkamp@nhl.nl

Slide 1 - Slide

Terugblik

Wat weet je nog van de vorige keer?


Slide 2 - Slide

Wat weet je nog van het vorige college?

Slide 3 - Mind map

Wat gaan we vandaag doen?

Doelen van de les
Introductie
Voorkennis activeren
Belang van spel
Spel en speelwerelden
Ontwikkelingsmateriaal
Huiswerk
Evalueren


Slide 4 - Slide

Doelen van de les

  1. Aan het eind van dit college kennen de studenten de speelwerelden van Vermeer en kunnen verschillende soorten spel onderscheiden.
  2. Aan het eind van dit college kunnen de studenten verschillende soorten spel- en ontwikkelingsmateriaal van elkaar onderscheiden en inventariseren wat er aanwezig moet zijn in welke hoeken in een kleutergroep.

Slide 5 - Slide

Spel
Opdracht: Wat zie je voor kenmerken van spel?

Werkvorm: Tweepraat

timer
2:00

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Wat leren kleuters van dit materiaal?

Slide 8 - Open question

Wat leren kleuters van dit materiaal?

Slide 9 - Open question

Belang van spel
Spel is leidende activiteit in de ontwikkeling van jonge kinderen

  • Kinderen hebben op verschillende momenten in hun ontwikkeling een grote voorkeur voor een bepaald type activiteiten.
  • Spelen is voor jonge kinderen de meest voorkomende activiteit. Hierin ontwikkelen zij hun taal, sociale vaardigheden en denkvermogen.

Slide 10 - Slide

Wat is spel
  • Is prettig 
  • Betekent vrijheid van handelen/ handelingsvrijheid 
  • Kent ook regels 
  • Is altijd vrijwillig 
  • Is een open of flexibele activiteit 
  • Intensief betrokken/ gaan er helemaal in op (Janssen-Vos, 2004) 

Slide 11 - Slide

Spellen

  • Aan spelregels gebonden
  • Speciale bedoeling en gebruiksaanwijzing
  • Spelelement voorop

Ontwikkelingsmateriaal

  • Aan spelregels gebonden
  • Speciale bedoeling en gebruiksaanwijzing
  • Gaat om verkapt leerdoel

Slide 12 - Slide

Ontwikkelingsmateriaal (1)
“Ontwikkelingsmaterialen zijn hulpmiddelen die in het onderwijs gebruikt worden om ontwikkelingsprocessen van jonge kinderen zo optimaal mogelijk te beïnvloeden”. (Janssen Vos & Den Dikken, 1997).

Kinderen ontdekken al spelend de systematiek, en leren dit via herhaald oefenen te beheersen. Bij ontwikkelingsmateriaal staat het doel meer centraal dan bij speelgoed, maar het materiaal draagt vooral bij tot de brede ontwikkeling.

Voorwaarden werken met ontwikkelingsmateriaal (Poel & Blokhuis, 2009): visueel aantrekkelijk, compleet zijn en heel (niet kapot),  duidelijke regels én structuur en minimale inmenging van buitenaf

Ontwikkelingsmaterialen kunnen één of meerdere ontwikkelingsdoelen dienen:
Concentratie. grove/fijne motoriek, ruimtelijk inzicht, oog-hand coördinatie, zelfstandigheid, waarneming, ordenen, sorteren, associëren en groeperen, probleemoplossend denken, korte termijngeheugen, tellen, lezen, luisteren en schrijven/tekenen, oriëntatie van ruimte, tijd en wereldverkenning

Slide 13 - Slide

Ontwikkelingsmateriaal (2)
Het ontwikkelingsmateriaal wordt ingedeeld naar aanleiding van vier materiaalkenmerken:

  1. Vormgevende materialen (Materialen om te tekenen en te schilderen, bijv. werken met papier, materialen voor knutselen en timmeren)
  2. Ongevormde materialen (Materialen die het kind zelf kan vasthouden, water, zand en klei. Het materiaal heeft nog geen vorm. Kinderen kunnen het kapotmaken zonder consequenties)
  3. Constructie- en compositiematerialen (Materialen uit lossen onderdelen waarmee een constructie wordt gemaakt.)De materialen worden opgedeeld worden in drie onderdelen: Bouwmaterialen, constructiematerialen en mozaïekmateriaal 
  4. Speelleermaterialen (Materialen met een duidelijk doel voor ogen. Het kind leert in de vorm van een spel.) Voorbeelden van speelleermaterialen: Lotto’s, puzzels, memory en domino.


Slide 14 - Slide

Opdracht 1
Onderzoek in een groepje ontwikkelingsmateriaal. 
Gebruik het werkblad.

Presenteer jullie bevindingen aan de groep


Slide 15 - Slide

Schriftelijke opdracht (3)
Opdracht​ ​3:​ ​Ontwikkelingsmaterialen
Ontwikkelings- en spelmateriaal wordt gezien als een hulpmiddel om het ontwikkelingsproces van leerlingen optimaal te beïnvloeden. Het materiaal heeft een bepaalde noodzaak. Het kind ontwikkelt zich als het actief en handelend bezig is. Met het materiaal kan het kind zelfstandig aan de slag gaan. Er wordt automatisch gewerkt aan de brede en specifieke ontwikkeling van het kind.

Opdracht​: Zoek in de kleutergroep vier verschillende spellen en vier verschillende
speelleermaterialen (ontwikkelingsmateriaal).
Bekijk dit en experimenteer er zelf mee. Vul voor elk van deze vier speelleermaterialen een werkblad in. Zie bijlage 2 voor een voorbeeldblad (maak vier kopieën van deze bijlage, voor elk materiaal één). Wat is het voornaamste doel van spellen en wat is het doel van speelleermaterialen? De ingevulde werkbladen voeg je toe in de bijlage

Slide 16 - Slide

Hoeken

Kinderen ontdekken al spelend de systematiek, en leren dit via herhaald oefenen te beheersen. Bij ontwikkelingsmateriaal staat het doel meer centraal dan bij speelgoed, maar het materiaal draagt vooral bij tot de brede ontwikkeling.

Voorwaarden werken met ontwikkelingsmateriaal (Poel & Blokhuis, 2009): visueel aantrekkelijk, compleet zijn en heel (niet kapot),  duidelijke regels én structuur en minimale inmenging van buitenaf

Ontwikkelingsmaterialen kunnen één of meerdere ontwikkelingsdoelen dienen:
Concentratie. grove/fijne motoriek, ruimtelijk inzicht, oog-hand coördinatie, zelfstandigheid, waarneming, ordenen, sorteren, associëren en groeperen, probleemoplossend denken, korte termijngeheugen, tellen, lezen, luisteren en schrijven/tekenen, oriëntatie van ruimte, tijd en wereldverkenning

Slide 17 - Slide

Wat is het doel van deze hoek?

Slide 18 - Open question

Schriftelijke opdracht (4)
Opdracht​ ​4:​ ​Inventarisatie​ ​hoeken​ ​en​ ​materialen
In een onderbouwlokaal zijn diverse ‘hoeken’ te vinden. Er zijn bijvoorbeeld de huishoek,
 zand-/waterhoek, bouwhoek, constructiehoek, knutselhoek, lees-/schrijfhoek, hoek voor speelleermateriaal. Deze ‘hoeken’ (soms is het een tafel met materialenkast) en de daarbij behorende materialen zijn gericht op verschillende aspecten van de ontwikkeling. 

Opdracht​: Bekijk op je stageschool de aanwezigheid van de verschillende ‘hoeken’ en
 inventariseer de daarbij behorende materialen (Gebruik hiervoor de formulieren uit bijlage 1 ‘Inventarisatie hoeken en materialen’). Bezin je op het doel​ ​van​ ​de​ ​leerkracht​ en de betekenis​ ​voor​ ​leerlingen.​ ​Bestudeer ook de literatuur (bijvoorbeeld H5 ‘Het begin met 
kijken en luisteren’): Welke overeenkomsten en verschillen zie je? Beschrijf dit in je verslag

Slide 19 - Slide

Speelwerelden van Vermeer
Vermeer heeft haar indeling in spelcategorieën gebaseerd op de wijze waarop het kind in contact treedt met het spelmateriaal of de medespeler.

Vermeer groepeert de spelvormen in de volgende categorieën:

1. De speelwereld als lichamelijke wereld
2. De speelwereld als hanteerbare wereld
3. De speelwereld als esthetische wereld 
4. De speelwereld als illusieve wereld






Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

De lichamelijke wereld 
(vanaf 5 maanden)





Kinderen spelen sensopathisch spel: het lichamelijk ervaren van het materiaal.
Bij sensomotorisch spel (ook wel oefenspel genoemd): beweging! 



Slide 22 - Slide

De hanteerbare wereld 
(vanaf 10 maanden)




Al explorerend ontdekken kinderen wat ze kunnen doen met speelgoed. Ze spelen hanterend spel: ze gebruiken het speelgoed waar het voor is.
http://www.slo.nl/downloads/archief/spel_deel_1_theoretisch_kader.pdf/


Slide 23 - Slide

De esthetische wereld 
(vanaf 18 maanden)



Bij esthetisch spel staat het mooi ordenen en vormgeven voorop.

Slide 24 - Slide

De illusieve wereld 
(vanaf 2 jaar)




Kinderen spelen verbeeldend spel. Al spelend vertonen kinderen hun eigen verbeeldingswereld. Ze imiteren dat wat ze hebben gezien en meegemaakt en dat wat ze zouden willen meemaken. Al spelend verwerken ze hun opgedane ervaringen en emoties. Dit spel wordt ook wel rollenspel of symbolisch spel genoemd. Rollenspel is de hoogste vorm van spel.


Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Jonge kinderen kunnen binnen hun eigen scriptkennis het perspectief van een ander zien!
A
Scripts
B
Theory of knowledge
C
Theory of Mind
D
Scripting

Slide 27 - Quiz

Helpen kinderen bij het aanpassen en het zich eigen maken van nieuwe gebeurtenissen

A
Scripts
B
Theory of knowledge
C
Theory of Mind
D
Scripting

Slide 28 - Quiz

Uit hoeveel speelwerelden bestaat de indeling van Vermeer?

A
4
B
3
C
7
D
5

Slide 29 - Quiz

Jonge kinderen leren door:

A
vastgesteld programma
B
onderzoeken
C
spel
D
ad hoc

Slide 30 - Quiz

Kunnen zich niet verplaatsen in het perspectief van de ander


A
Cognitief perspectief
B
Emotioneel egocentrisme
C
Intuitief egocentrisme
D
Cognitief egocentrisme

Slide 31 - Quiz

Gaat om verkapt leerdoel
A
Speelleermateriaal
B
Spel
C
Mesodoelen
D
Bouwhoek

Slide 32 - Quiz

Wat is spel?
A
Is prettig
B
Is een open of flexibele activiteit
C
Is bijna altijd vrijwillig
D
Kent geen regels

Slide 33 - Quiz

Afsluiting

Verwerking opdracht 3+4: Interview

Doorlezen H5: Het begint met kijken en luisteren.

Slide 34 - Slide