Voegwoorden - 11 juli

Samengestelde zinnen maken
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute VBLeerroute 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Samengestelde zinnen maken

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Hoe heet het woord dat twee zinnen aan elkaar plakt?
A
het plakwoord
B
het signaalwoord
C
het lidwoord
D
het voegwoord

Slide 3 - Quiz

Welke voegwoorden ken je?
Typ er zoveel mogelijk.

Slide 4 - Mind map

Welke 5 voegwoorden plakken altijd twee hoofdzinnen aan elkaar?

Slide 5 - Open question

Bij welke voegwoorden komt het werkwoord aan het einde van de zin? (hoofdzin met bijzin)

Slide 6 - Open question

want – maar – en – of – dus
Het water is bevroren, _________________ het was vannacht erg koud.

Slide 7 - Open question

want – maar – en – of – dus
Zij willen thuisblijven, _________________ ze moeten boodschappen doen.

Slide 8 - Open question

want – maar – en – of – dus
Ik heb veel tijd om je te helpen, _________________ ik heb geen werk.

Slide 9 - Open question

want – maar – en – of – dus
Ik ga niet zwemmen. Ik ben verkouden.

Slide 10 - Open question

want – maar – en – of – dus
Ik wil graag komen. Ik ben moe

Slide 11 - Open question

Gebruik het voegwoord....
Iedereen gaat naar huis. Het is vijf uur.
ALS

Slide 12 - Open question

Gebruik het voegwoord...
Ik kan geen auto kopen. Ik heb niet genoeg geld.
OMDAT

Slide 13 - Open question

Gebruik het voegwoord....
Ik ga op vakantie. Ik veel geld heb.
ALS

Slide 14 - Open question

Gebruik het voegwoord...
Ik ga naar de tandarts. Ik heb kiespijn.
OMDAT

Slide 15 - Open question

Gebruik het voegwoord....
Ik poets altijd mijn tanden. Ik ga naar bed.
ALS

Slide 16 - Open question

Gebruik het voegwoord...
Er is geen les. De docent is ziek.
OMDAT

Slide 17 - Open question

Maak de zin af:
Ali blijft vandaag thuis omdat ........

Slide 18 - Open question

Maak de zin af:
Ik krijg hoofdpijn als ........

Slide 19 - Open question

Maak de zin af:
Ik ben blij, want ...............................

Slide 20 - Open question

Maak de zin af:
Ik ga niet naar buiten omdat ........

Slide 21 - Open question

Maak de zin af:
Je draagt een jas als ........

Slide 22 - Open question

Maak de zin af:
Sandra geeft een feestje omdat ........

Slide 23 - Open question

Maak de zin af:
Ik ga niet naar school als ........

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Slide