HA - week 16 - Grammatica ZD H4 - les 4

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Let op: 
Doe mee met LessonUp
Zorg dat je de planning in de gaten houdt.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Let op: 
Doe mee met LessonUp
Zorg dat je de planning in de gaten houdt.

Slide 1 - Slide

- Welkom 
- Presentaties
- Grammatica zinsdelen H4 en h5
- Nieuwsquiz


Doel:
- Je kunt aangeven waarmee iets gedaan wordt in een zin, en hoe dat zinsdeel heet. 


Wat gaan we doen vandaag:

Slide 2 - Slide

Voor de presentatoren:

- Zorg dat je alvast in de Meet zit, daarin deel je zelf je scherm. 
 (je mag ook alleen voor presenteren kiezen)
- Zorg dat al je geluid op je laptop uitstaat, anders gaat het 'zingen'. 
Presenteren

Slide 3 - Slide

Grammatica zinsdelen

Slide 4 - Slide

Bij grammatica zinsontleden kijk je naar welke onderdelen er in een zin zitten:

iemand doet iets = persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde
Iemand doet iets = onderwerp
iemand doet iets ergens mee lijdend voorwerp
iemand doet iets voor iemand/ geeft iets aan iemand = meewerkend voorwerp
Iemand doet iets op een plaats en tijd of op een bepaalde manier
Het lijdend voorwerp. 

Slide 5 - Slide

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Wat/wie + pv (of gez.) + onderwerp.

De docent gooit de tennisbal naar de sportieve leerling. 
pv = gooit
ow = de docent

Wat gooit de docent? = de tennisbal
lv = de tennisbal
Het lijdend voorwerp. 

Slide 6 - Slide

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

Aan/voor wie + pv (of gez.) + onderwerp + lijdend voorwerp

De sportieve leerling geeft de tennisbal terug aan de docent.
De sportieve leerling geeft de docent de tennisbal terug.

pv = geeft
ow = wie geeft er? = de sportieve leerling
LV= wat heeft de sportieve leerling terug = de tennisbal
MV = aan wie geeft de sportieve leerling de tennisbal terug = aan de docent

Het meewerkend voorwerp. 

Slide 7 - Slide

Bij grammatica zinsontleden kijk je naar welke onderdelen er in een zin zitten.

Kijk wel altijd in deze volgorde (persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp)
- vergelijk het met pannenkoeken bakken - daar  start je ook niet met de stroop, dan de boter en de eieren. Dan krijg je geen lekkere pannenkoeken. Dat is met zinsontleding ook zo! 

Ook al hoeft het niet voor de opdracht: eerst pv, ow, gz en dan pas lijdend voorwerp!
De ontleedvolgorde 

Slide 8 - Slide

Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp (MV) geeft aan voor wie iets is bestemd.

  • begint vaak met het voorzetsel aan of voor
  • aan wie of voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
Komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met vertellen: meedelen, uitleggen, zeggen of geven: overhandigen, lenen, toesturen.

Slide 9 - Slide

Wat is het meewerkend voorwerp?

Ik geef mijn vriendin het cadeautje
A
Geen meewerkend voorwerp
B
ik
C
mijn vriendin
D
het cadeautje

Slide 10 - Quiz

Klaasje

geeft

Marthe
de roze jurk
onderwerp
gezegde
meewerkend voorwerp
lijdend
voorwerp

Slide 11 - Drag question




A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 12 - Quiz




A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 13 - Quiz




A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 14 - Quiz



A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 15 - Quiz

Wat:   
Hoofdstuk 4 -  Grammatica zinsdelen (lijdend voorwerp): st.op., op. 1, 2 en 4 (alleen de eerste 3 zinnen)  en 8B

Hoofdstuk 5: grammatica zinsdelen (meewerkend voorwerp) - start opdracht + opdracht 1, 2, 3, 4(2 zinnen) en 8B

Wanneer: 
Deze week



Aan de slag

Slide 16 - Slide