What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Dag 5
Woorden
Thema 12: Vriendschap
1 / 15
next
Slide 1:
Slide
NT2
ISK
This lesson contains
15 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Woorden
Thema 12: Vriendschap
Slide 1 - Slide
De woorden van vandaag:
iets
jaloers(e)
kennen
kijken
komen
lachen
het land
Slide 2 - Slide
iets
1) een ding, maar het is niet duidelijk wat
synoniem - wat
zin:
Ik heb een cadeautje voor je gekocht. Het is
iets
wat je graag wilt hebben.
2) een beetje; niet veel; niet zo erg
zin:
We zijn
iets
te laat.
29
Slide 3 - Slide
jaloers(e) (bnw)
Je bent boos of verdrietig, omdat iemand anders iets heeft, wat jij graag wilt hebben.
zin
: Ik ben
jaloers
op mijn vriendin, omdat ze een groot huis heeft en ik niet.
30
Slide 4 - Slide
kennen
(ww)
weten wie iemand is
iets weten, omdat je het geleerd hebt
TT - ik ken - jij ken
t
- wij ke
nn
en
VT - ik ken
de
- wij ken
de
n
VTD - ik
heb
ge
ken
d
zin
: Wie is die jongen? Ik
ken
hem niet.
31
Slide 5 - Slide
kijken
(ww)
kijken naar = je wilt het goed zien
je kijkt met je ogen
TT - ik kijk - jij kijk
t
- wij kijk
en
VT - ik k
ee
k - wij k
e
k
en
VTD - ik
heb
ge
kek
en
zin
: Hij
kijkt
altijd naar sport op de televisie.
32
Slide 6 - Slide
lachen
(ww)
hahahahaha zeggen!
je vindt iets leuk
lachen <--> huilen
TT - ik lach - jij lach
t
- wij lach
en
VT - ik lacht
e
- wij lach
te
n
VTD - ik
heb
ge
lach
en
zin
: De jongen maakt een grapje. Het meisje moet
lachen
.
zin:
Ik
lach
hard om Mr. Bean.
34
Slide 7 - Slide
het
land (znw)
waar je vandaan komt
Uit welk land kom je?
het
land - de land
en
zin:
Syrië en Nederland zijn
landen
.
zin
: Den Helder is een stad in het
land
Neder
land.
35
Slide 8 - Slide
A - Ik .......... goed. Ik zie ............... !
B - Jij ........... hem als hij het niet weet
27/29/32
A
A - help - helpen B - help
B
A - helpt - iets B - helpt
C
A - kijk - iets B - kijkt
D
A - kijk - iets B - helpt
Slide 9 - Quiz
komen
(ww)
naar een plaats toegaan
ergens vandaan komen
komen en gaan
TT - ik kom - jij kom
t
- wij kom
en
VT - ik kw
a
m - wij kw
a
m
en
VTD - ik
ben
ge
kom
en
zin:
Kom
even bij de docent.
zin:
Oké, ik
kom
eraan!
zin
:
Zij
komt
uit Marokko.
33
Slide 10 - Slide
30
timer
1:30
Op wie ben jij jaloers?
Waarom ben je jaloers op die persoon?
Slide 11 - Mind map
Goed of fout?
A - Ik ken die mensen.
B - Hij ken die leraar niet.
31
A
A - goed B - goed
B
A - fout B - fout
C
A - goed B - fout
D
A - fout B - goed
Slide 12 - Quiz
Maak een zin.
Werkwoord: lachen
hij / leuk
34
Slide 13 - Open question
In welk ............. leven wij?
35
Slide 14 - Open question
Mijn vader ............. morgen thuis.
33
A
kwam
B
komt
C
kom
D
gekomen
Slide 15 - Quiz
More lessons like this
Dag 5
March 2024
- Lesson with
15 slides
NT2
ISK
Dag 5
March 2024
- Lesson with
15 slides
NT2
ISK
Dag 5
September 2024
- Lesson with
15 slides
NT2
ISK
Dag 5
March 2024
- Lesson with
15 slides
NT2
ISK
dag 5
September 2024
- Lesson with
14 slides
NT2
ISK
dag 5
March 2024
- Lesson with
14 slides
NT2
ISK
Dag 5
March 2024
- Lesson with
13 slides
Dag 5
September 2024
- Lesson with
13 slides
NT2
ISK