Comparaisons

comparatif=vergelijkende trap
plus que/ qu'
aussi que/ qu'
moins que/ qu'
+ bijvoeglijk naamwoord (let op past zich aan)
1 / 11
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

comparatif=vergelijkende trap
plus que/ qu'
aussi que/ qu'
moins que/ qu'
+ bijvoeglijk naamwoord (let op past zich aan)

Slide 1 - Slide

superlatif=overtreffende trap
le plus/ la plus/ les plus
le moins/ la moins/ les moins
+ bijvoeglijk naamwoord (let op: voor of achter het zelfstandig naamwoord)


Slide 2 - Slide

hoe zeg je
het meisje is mooier dan de jongen
A
la fille est plus belle que le garçon
B
la fille est moins belle que le garçon
C
la fille est plus beau que le garçon

Slide 3 - Quiz

hoe zeg je
de auto's zijn minder groot dan de vrachtwagens
A
les voitures sont aussi grandes que les camions
B
les voitures sont moins grandes que les camions

Slide 4 - Quiz

hoe zeg je
mijn wijk is even levendig als jouw wijk
A
mon quartier est aussi vivante que ton quartier
B
mon quartier est moins vivant que ton quartier
C
mon quartier est aussi vivant que ton quartier

Slide 5 - Quiz

hoe zeg je
zij is het mooiste meisje
A
elle est la plus belle fille
B
elle est la fille la plus belle

Slide 6 - Quiz

leg uit waarom de vorige quizvraag het juiste antwoord A was: elle est la plus belle fille

Slide 7 - Open question

hoe zeg je:
mijn wijk is de levendigste wijk van Amsterdam
A
mon quartier est le plus vivant quartier d'Amsterdam
B
mon quartier est le quartier le plus vivant d'Amsterdam

Slide 8 - Quiz

Hij is de minst aardige jongen van de klas
A
il est le garçon la moins sympa de la classe
B
il est le garçon le moins sympa de la classe
C
il est le moins sympa garçon de la classe

Slide 9 - Quiz

waar moet je op letten bij de superlatif (overtreffende trap)?

Slide 10 - Open question

welke bijvoeglijke naamwoorden komen vóór het zelfstandig naamwoord?

Slide 11 - Mind map