H3 Woche 49 Hören + Grammatik

Herzlich willkommen
Woche 49
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Herzlich willkommen
Woche 49

Slide 1 - Slide

Heute
- Hören: Tipps
- Hörprüfung: fertig machen + Note
- Grammatik: Fälle 

Ziel: Zinnen kunnen ontleden + weten waarom dit belangrijk is in het Duits. 

Slide 2 - Slide

Tipps für die Hörprüfung?

Slide 3 - Slide

Tipps
- Lees de vraag en de antwoorden goed door, let op kernwoorden
- Let op antwoorden die elkaar tegenspreken
- Let op 'onzin'-antwoorden
- Let op de grote lijn van het verhaal
- Blijf logisch nadenken!

Slide 4 - Slide

die Hörprüfung 

Slide 5 - Slide

Grammatik: naamvallen
Schrijf onderstaande zinnen op + ontleden:

1. Der Mann sieht die Frau. 
2. Die Frau sieht den Mann.
3. Das Kind gibt dem Mann ein Geschenk.
4. Die Kinder erzählen der Frau eine Geschichte. 

Slide 6 - Slide

Ontleden:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:

Welche Fragen stellst du? Was ist der Fall (naamval)? 
Und vor allem: warum ist es wichtig? 

Slide 7 - Slide

Stappenplan ontleden
V
O
N
G
S
U

Slide 8 - Slide

Stappenplan ontleden
Voorzetsel/Verb (= werkwoord)
Ontleden
Naamval
Geslacht
Schema 
Uitgang

Slide 9 - Slide

Der- und ein-Gruppe
Der-Gruppe: bepaalde lidwoorden  = der, die, das etc. + dies- (deze), jed- (ieder), jen- (die), manch- (sommige), solch- (zulke), welch- (welke), all- (alle)

Ein-Gruppe: onbepaalde lidwoorden + de bezittelijke voornaamwoorden = mein- (mijn), dein- (jouw), sein- (zijn), ihr- (haar), unser- (onze), euer- (jullie), ihr- (hun), Ihr- (uw)

Slide 10 - Slide

Naamvallen
1. Naamval = 

3. Naamval =

4. Naamval =

Slide 11 - Slide

Hoe bepaal je de naamval?
V - voorzetsel
O - ontleden
N - naamval
G - geslacht
S - systeem (der/ein-Gruppe)
U - uitgang

Slide 12 - Slide

Der-Schema
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1 Nominativ
dies-er 
Mann
dies-e
Frau
dies-es 
Kind
dies-e
Kinder
3 Dativ
dies-em
Mann
dies-er 
Frau
dies-em 
Kind
dies-en
Kindern
4 Akkusativ
dies-en 
Mann
dies-
Frau
dies-es
Kind
dies-e
Kinder
En hoe der/die/
das?

Slide 13 - Slide

Ein-Schema
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1 Nominativ
ein 
Mann
ein-e
Frau
ein 
Kind
kein-e
Kinder
3 Dativ
ein-em
Mann
ein-er 
Frau
ein-em 
Kind
kein-en
Kindern
4 Akkusativ
ein-en 
Mann
ein-
Frau
ein
Kind
kein-e
Kinder

Slide 14 - Slide

Macht: Aufgabe 7 & 8 (S. 89)
Bij opdracht 8: noteer de naamval van het onderstreepte gedeelte. 

Fertig? Mach:
Aufgabe 3 (Seite 79)
Aufgabe 2 (Seite 85)
Aufgabe 5 (Seite 71)

Slide 15 - Slide

Voorzetsels
Voorzetsels met een vaste naamval:

3e: aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, gegenüber, außer, entgegen

4e: durch, für, gegen, ohne, um, bis, entlang 

Slide 16 - Slide

De betekenis
3e naamval:
aus = uit
bei = bij
mit = met
nach = na, naar
von = van, door
zu = naar (bij personen)

Slide 17 - Slide

De betekenis
4e naamval:
durch = door
für = voor
ohne = zonder
um = om
bis = tot
gegen = tegen

Slide 18 - Slide

Du hast 2 Möglichkeiten:
- In Woots: Hören üben

- Vorarbeiten:
Aufgabe 5 (Seite 71)
Aufgabe 3 (Seite 79)
Aufgabe 2 (Seite 85)
Aufgabe 7 & 8 (Seite 89) --> Grammatik!

Slide 19 - Slide