What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
H4 Woche 49 Hören; Fälle + Präpositionen
Herzlich willkommen
Woche 49
1 / 20
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
This lesson contains
20 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
47 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Herzlich willkommen
Woche 49
Slide 1 - Slide
Heute
- Hören: alles deutlich?
- Fälle: mit Präpositionen
Ziel: Hören trainieren, Grammatik wiederholen (ontleden) + Präpositionen mit Fall
Slide 2 - Slide
Themadossier 1
Noch nicht eingereicht?
Slide 3 - Slide
Grammatik Teil 5: Präpositionen und Personalpronomen
Slide 4 - Slide
Hoe bepaal je de naamval?
V - voorzetsel
O - ontleden
N - naamval
G - geslacht
S - systeem (der/ein-Gruppe)
U - uitgang
Slide 5 - Slide
Der-Gruppe
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1 Nominativ
der
Mann
die
Frau
das
Kind
die
Kinder
3 Dativ
dem
Mann
der
Frau
dem
Kind
den
Kinder
n
4 Akkusativ
den
Mann
die
Frau
das
Kind
die
Kinder
Slide 6 - Slide
Ein-Gruppe
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1 Nominativ
ein
Mann
ein-
e
Frau
ein
Kind
kein-
e
Kinder
3 Dativ
ein-
em
Mann
ein-
er
Frau
ein-
em
Kind
kein-
en
Kinder
n
4 Akkusativ
ein-
en
Mann
ein-
e
Frau
ein
Kind
kein-
e
Kinder
Slide 7 - Slide
Voorzetsels
Voorzetsels met een vaste naamval:
3e: aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, gegenüber, außer, entgegen
4e: durch, für, gegen, ohne, um, bis, entlang
Slide 8 - Slide
De betekenis
3e naamval:
aus = uit
bei = bij
mit = met
nach = na, naar
von = van, door
zu = naar (bij personen)
Slide 9 - Slide
De betekenis
4e naamval:
durch = door
für = voor
ohne = zonder
um = om
bis = tot
gegen = tegen
Slide 10 - Slide
Geen voorzetsel?
onderwerp = 1e naamval
meewerkend voorwerp = 3e naamval
lijdend voorwerp = 4e naamval
Slide 11 - Slide
Welk zinsdeel staat in de 1e naamval?
A
Onderwerp
B
Meewerkend voorwerp
C
Lijdend voorwerp
Slide 12 - Quiz
Stel er staat geen voorzetsel in de zin, wanneer gebruik je dan de 3e naamval?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
Slide 13 - Quiz
Stel er staat geen voorzetsel in de zin, welk zinsdeel gebruik je dan in de 4e naamval?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
Slide 14 - Quiz
Der- und ein-Gruppe
Der-Gruppe: bepaalde lidwoorden = der, die, das etc. +
dies
- (deze),
jed
- (ieder),
jen
- (die),
manch
- (sommige),
solch
- (zulke),
welch
- (welke),
all
- (alle)
Ein-Gruppe: onbepaalde lidwoorden + de bezittelijke voornaamwoorden =
mein
- (mijn),
dein
- (jouw),
sein
- (zijn),
ihr
- (haar),
unser
- (onze),
euer
- (jullie),
ihr
- (hun),
Ihr
- (uw)
Slide 15 - Slide
Grammatik Teil 5B (S. 243)
Aufgabe
4.1 b/z 4.8
; Aufgabe
5
; Aufgabe
6
; Aufgabe
7.1 b/z 7.6
Fertig? Mach Aufgabe
1 b/z 3
(Seite 242)
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
More lessons like this
4T K2 der- en ein-Gruppe in 3e en 4e naamval
December 2018
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
H4 Fälle Kapitel 1
11 days ago
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
H4 Fälle Kapitel 1
November 2023
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
V41 24.9.2020
September 2020
- Lesson with
20 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
H4 - Woche 47 - Stunde 1 & 2
November 2021
- Lesson with
12 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 3-5
Les 3 "Grammatik: Die Fälle I"
15 days ago
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Les 9 "Grammatik Die Fälle V"
April 2024
- Lesson with
13 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
H4 Woche 46 Hören + Naamvallen
November 2024
- Lesson with
37 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 5