Dorpskrant les 2: waar let je op?

1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide


            Nederlands
Creatief schrijven & spelling
        Dorpskrant:Les 2
               VWO 2
      

Slide 2 - Slide

terugblik

...je weet welke verschillende tekstsoorten, -doelen en -vormen je tegenkomt in een krant.
...je weet waarom het belangrijk is om het onderscheid te zien tussen deze teksten.


Slide 3 - Slide

activeren
opiniëren

Slide 4 - Slide

Informeren
Tekstdoel                     Tekstsoort                                  Tekstvorm
informerende/uiteenzettende tekst
nieuwsbericht, werkstuk,schoolboektekst,achtergrondartikel in krant/tijdschrift

ingezonden brief, column, blog
beschouwende tekst
Opiniëren
Overtuigen
betogende tekst
recensie, commentaar, meningtekst in krant/tijdschrift, column
Activeren
Amuseren
activerende tekst
reclametekst, advertentie, sollicitatiebrief
amuserende tekst
gedicht, verhaal, songtekst, jongerenroman

Slide 5 - Slide

Hoeveel tekstdoelen zie je hier? Welke zijn dat?

Slide 6 - Slide

vooruitblik
...je weet wat de opdracht is voor de dorpskrant.
...je weet hoe het beoordelingsmodel eruit ziet.
...je weet wat ook alweer belangrijk was bij het schrijven van een tekst (herhaling jaar 1 en periode 1).

Slide 7 - Slide

Wat is belangrijk als je
een tekst gaat schrijven?

Slide 8 - Mind map

Schrijven: terugblik
Jaar 1: betoog, sprookje

Jaar 2: uiteenzetting

Waaraan moest je tekst voldoen?

Slide 9 - Slide

De opdracht


Ieder dorp heeft zijn vaste bewoners. Zo heb je in ieder dorp een dokter, een agent, een bakker en een pastoor of als je nu om je heen kijkt misschien wel een nagelstudio, makelaarskantoor, Starbucks of huiswerkinstituut. 

Slide 10 - Slide

De opdracht

Ook heeft ieder dorp zijn eigen dorpskrant. Een krant waarin alles wat er in het dorp gebeurt, wordt beschreven. Bijvoorbeeld de geboorte van de zoon van de slager of de aankondiging van het huwelijk van de bakker en zijn vrouw, een presentatie van de nieuwste Iphone of een concert van een lokale boyband. Kortom, alles wat de dorpsbewoners, nieuwsgierig als ze zijn, over hun medebewoners en hun dorp willen weten!

Slide 11 - Slide

De opdracht

 Je bedenkt een naam voor het dorp, voor de dorpskrant en voor de bewoners die er wonen. Je bedenkt ook welke beroepen de bewoners uitoefenen. De dorpsbewoners maken van alles mee en daarvan doe jij verslag in de dorpskrant! Je maakt een papieren dorpskrant.
Het papier voor de krant krijg je van je docent.

Slide 12 - Slide

Criteria inhoud

• De krant bevat de 5 verschillende tekstdoelen.
• De krant bevat dus allerlei verschillenden tekstvormen: nieuwsbericht, reclame, gedicht, strip, horoscoop, of iets anders!
• De bewoners en hun beroepen komen in de berichten voor.
• De teksten zijn zelf geschreven (ieder schrijft 3 teksten).
• Maak je krant zo creatief en aantrekkelijk mogelijk!

Slide 13 - Slide

Criteria structuur

• De berichten hebben een duidelijke opbouw, die past bij de tekstsoort (inleiding, kern, slot).
• De alinea-indeling in de teksten is duidelijk zichtbaar.
• De berichten hebben functionele, nieuwsgierig makende titels.

Slide 14 - Slide

Criteria taalverzorging

• Denk aan alle leestekens. Ze staan op de juiste plaatsen in de tekst.  
• Denk aan de spellingregels voor: werkwoordspelling, hoofdletters, meervoud, samenstellingen/samentrekkingen, verwijzingen.  

Slide 15 - Slide

Criteria spelling specifiek
Verwerk in de krant:

  • 4 meervoudsvormen
  • 4 verwijzingen
  • 4 samenstellingen
  • 4 samentrekkingen 

Slide 16 - Slide

Criteria creativiteit
Verwerk: 
  • in elke tekst: 1 stijlfiguur
  • in de krant: minimaal 3 verschillende stijlfiguren
  • in totaal dus 6 stijlfiguren

Stijlfiguren: herhaling, opsomming, tegenstelling, paradox, eufemisme, overdrijving, understatement, ironie, sarcasme.

Slide 17 - Slide

Criteria overig

• De dorpskrant ziet er netjes, origineel en verzorgd uit. 

Slide 18 - Slide

Schrijven
Je gaat drie korte teksten schrijven. Woorden die je moet gebruiken: leerling, kluisje, boterhamzakjes, tweede verdieping

Tekst 1 - tekstdoel = informeren. Tekstvorm = nieuwsbericht
Tekst 2 - tekstdoel = activeren. Tekstvorm = advertentie
Tekst 3 - tekstdoel = amuseren. Tekstvorm = gedicht/verhaal

Drie keer dezelfde woorden, maar drie keer een ander tekstdoel.
Klaar? Ga naar de volgende slide.
timer
15:00

Slide 19 - Slide

Tekst: informeren

Slide 20 - Open question

tekst activeren

Slide 21 - Open question

tekst: amuseren

Slide 22 - Open question

Aan de slag!
Maak de vragen op de volgende slides.

Slide 23 - Slide

Hoe is een goede tekst opgebouwd?
A
Inleiding en middenstuk
B
Inleiding, middenstuk en slot
C
Middenstuk en slot
D
Inleiding en slot

Slide 24 - Quiz

Wat vind je in het middenstuk van de tekst?
A
de inleiding
B
de mening van de schrijver
C
de conclusie
D
de deelonderwerpen

Slide 25 - Quiz

Wat is een deelonderwerp?
A
een onderwerp van een hoofdstuk
B
een aspect van het onderwerp
C
een aspect van het slot
D
een onderwerp van de eerste alinea

Slide 26 - Quiz

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over school?
A
De dierenwinkel
B
De geschiedenis van voetbal
C
Pauzes in de aula
D
Zakgeld

Slide 27 - Quiz

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over politiek?
A
Gezelschapsspellen
B
Verkiezingen
C
Vakantiereizen
D
De woestijn

Slide 28 - Quiz

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 29 - Quiz

Lees (of, als je oortjes bij je hebt beluister) de tekst.

Slide 30 - Slide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 31 - Open question

Op welke vraag wil de tekst antwoord geven?

Slide 32 - Open question

In welke alinea wordt uitgelegd waardoor er steeds meer kinderen met handschriftproblemen komen?
A
Alinea 1
B
Alinea 2
C
Alinea 3

Slide 33 - Quiz

Wat is de kernzin
van alinea 2?
A
Volgens handschrifttherapeut Peggy de Vries hebben handschriftproblemen vooral te maken met het feit dat de overheid aan het vak Schrijven geen prioriteit meer geeft.
B
De Vries vindt het logisch dat het resultaat een toenemend aantal kinderen met handschriftproblemen is.
C
Alinea 2

Slide 34 - Quiz

Wat is de kernzin
van alinea 3?
A
Een slecht leesbaar handschrift leidt vaak tot grote frustratie bij een leerling.
B
Per slot van rekening wordt zo'n 50 procent van de tijd op school besteed aan schrijftaken voor diverse vakken.
C
Alinea 3

Slide 35 - Quiz

Welke oorzaken van handschriftproblemen noemt de tekst?
A
Vak schrijven heeft geen prioriteit meer op de basisschool .
B
Vak schrijven heeft geen prioriteit meer op de basisschool en in de opleidingen voor leraar basisonderwijs.
C
Motorische beperkingen veroorzaken handschriftproblemen.
D
Vak schrijven heeft geen prioriteit meer op de basisschool en in de opleidingen voor leraar basisonderwijs. Ook motorische beperkingen veroorzaken handschriftproblemen.

Slide 36 - Quiz

Uit hoeveel stappen bestaat de werkwijze van handschrifttherapeut De Vries?
A
3 stappen
B
4 stappen
C
5 stappen
D
6 stappen

Slide 37 - Quiz

Noteer uit alinea 6 de zin die de hoofdgedachte van de tekst het best weergeeft.

Slide 38 - Open question

Schrijfopdracht: de dorpskrant
  • Ga naar Som-jaarbijlage-creatief schrijven 2.
  • Download 'Dorpskrant' en 'Beoordeling dorpskrant'
  • lees het nog een keer goed door!

Slide 39 - Slide