Herhaling thema 6

• NT2
• Basisschool
• Groep 8

Kleding
Schrijf minimaal 5 woorden

Dit is Fatima.
Wat draagt zij?

Dit is Michael. Wat draagt hij?

Dit is Jan.
Wat draagt hij?

Welk of welke?

Je gebruikt welk bij een het-woord:

het pak - Welk pak?

Je gebruikt welke bij een de-woord:

de jas - Welke jas?

Thema 6.9: willen

Willen is een onregelmatig werkwoord

Wij ___ een nieuw huis.

1. wil
2. wilt
3. willen

Hij ___ een groot gezin.

1. wil
2. wilt
3. willen

___ u op de eerste verdieping wonen?

1. wil
2. wilt
3. willen

Maren ___ een boterham met kaas.

1. wil
2. wilt
3. willen

U ___ nieuwe kleren.

1. wil
2. wilt
3. willen

____ jij de bon?

1. wil
2. wilt
3. willen

Schrijf de goede vorm van willen:
Wij ____ graag een ijsje.

Schrijf de goede vorm van willen:
Mulan ___ rijst met kip eten.

Schrijf de goede vorm van willen:
Mijn broertje ___ geen groente eten.

Schrijf de goede vorm van willen:
___ u een glas water?

Hoeveel is dit?

1000

2500

18.000

110.000

3.000.000

2.000.000.000

• duizend
• vijfentwintighonderd
• achttienduizend
• honderdtienduizend
• drie miljoen
• 2 miljard

 Duizend, miljoen, miljard

Schrijf een getal op tussen de 100 en 1 miljard.

Lees het op, de andere cursisten schrijven het getal op.

Werk in tweetallen:

Opdr 101: Cursist A leest de vraag

                     Cursist B leest het antwoord

                     Klaar? Dan leest cursist B de vragen .....

Tegenstellingen

binnen - buiten       

licht - donker

wit - zwart

groot - klein       

koud - warm     

Dit zijn tegenstellingen, ze betekenen precies het andere.

Wat is de tegenstelling van
zwart?

1. geel
2. wit

Wat is de tegenstelling?
warm - ?

1. klein
2. groot
3. zwak
4. koud

tegenstelling van altijd

1. nooit
2. ooit
3. vaak
4. niet

6.14 Kleren wassen

                      

Luister naar de tekst

Vul de woorden in      

Hoe laat is het op de klok?

1. 10 voor 10
2. 10 over 10
3. 10 uur
4. 10 voor 2

Hoe laat is het op de klok?

1. 10 voor 2
2. 10 voor 3
3. 10 voor 5
4. 10 voor 10

Hoe laat is het op de klok?

1. Kwart over 1
2. kwart over 2
3. kwart voor 3
4. kwart over 3

Hoe laat is het op de klok?

1. 5 over half 3
2. half 3
3. kwart over 7
4. 20 voor 3

Hoe laat is het op de klok?

1. kwart voor 4
2. kwart voor 3
3. kwart over 4
4. kwart over 3

Hoe laat is het op de klok?

1. kwart over 12
2. kwart voor 1
3. kwart over 10
4. kwart over 11

Hoe laat is het?

Hoe laat is het?